ECLI:NL:RBZWB:2022:7356

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/02/401658/ FA RK 22-4243
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor tijdelijk verblijf in Suriname en paspoortaanvraag voor minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022 een tussenbeschikking gegeven in een familiekwestie. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor het tijdelijk verblijf van haar minderjarige kinderen in Suriname voor een periode van 10 maanden, alsook voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen. De man, de vader van de kinderen, heeft zijn toestemming voor de paspoorten ingetrokken en verzet zich tegen het verblijf in Suriname, omdat hij vreest dat dit een verhuizing zal zijn en hij daardoor geen contact meer kan hebben met de kinderen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 8 november 2022, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de vrouw toestemming van de man nodig heeft voor het verblijf van de kinderen in het buitenland. De rechtbank overweegt dat het verblijf in Suriname niet als een vakantie kan worden aangemerkt, maar als een tijdelijke verhuizing, wat betekent dat de vrouw de toestemming van de man nodig heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende noodzaak is voor het verblijf in Suriname en dat de belangen van de man en de kinderen niet voldoende zijn gewaarborgd. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om vervangende toestemming voor het verblijf in Suriname afgewezen, maar wel toestemming verleend voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen. De rechtbank heeft daarnaast het verzoek om inschrijving bij een onderwijsinstelling en de zorgregeling aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Meervoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/401658/ FA RK 22-4243
beschikking d.d. 6 december 2022 betreffende vervangende toestemming voor verhuizing, paspoort en inschrijving school en vaststellen zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. van Vliet kantoorhoudende te Hengelo,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn kantoorhoudende te Zoetermeer.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).
1 Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 23 september 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het e-mailbericht van de vrouw van 4 oktober 2022 met bijlagen;
- de brief van mr. Van Vliet met bijlagen ontvangen op 17 oktober 2022;
- het e-mailbericht van de griffier aan mr. Van Vliet d.d. 20 oktober 2022;
- het op 28 oktober 2022 ontvangen F9-formulier van mr. Van Vliet met bijlagen;
- het verweerschrift ontvangen op 1 november 2022;
- het op 2 november 2022 ontvangen F9-formulier van mr. Van Vliet met bijlagen.
1.2 De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van 8 november 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen door middel van een beeldbel-verbinding. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad.
1.3 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft mr. van Vliet pleitnotities voorgelezen en in het geding gebracht. Mr. de Bruijn heeft namens de man het zelfstandig verzoek schriftelijk aangevuld. De rechtbank heeft beide stukken aan het procesdossier toegevoegd.
1.4 Na te noemen minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld kun mening kenbaar te maken. Zij hebben hun mening kenbaar gemaakt in een aan de rechtbank toegezonden brief.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben in de periode van medio 2000 tot en met februari 2013 een affectieve relatie gehad.
2.2
Uit deze relatie zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats] .
2.3
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.5
De vrouw is in juli 2018 met de minderjarigen naar haar huidige woonplaats verhuisd. Sindsdien hebben de minderjarigen geen fysiek contact meer met de man.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de paspoorten van de minderjarigen, voor het verblijf van de minderjarigen in Suriname voor een periode van 10 maanden en voor hun inschrijving bij [onderwijsinstelling] en de man te veroordelen in de werkelijke kosten van de procedure.
3.2
De man heeft verweer gevoerd en verzocht de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze verzoeken af te wijzen.
3.3
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de man de rechtbank bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volgende contactregeling vast te stellen, althans een regeling vast te stellen die de rechtbank passend acht:
- de eerste drie maanden komen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] om de beurt één dagdeel (van 13.00 uur tot 18.00 uur op zaterdag of zondag) in een weekend bij de man. Zo kan hij in het begin elk kind de aandacht geven die nodig is om de band weer te herstellen. [minderjarige 1] is 17 en kan zelf bepalen of hij contact met zijn vader wil. De man zal hem rechtstreeks benaderen;
- als het contact tussen de man enerzijds en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] anderzijds goed verloopt dan kan het contact vanaf de vierde maand worden uitgebreid naar één dag in een weekend (van 11.00 tot 18.00 uur op zaterdag of zondag) per maand;
- de man haalt en brengt de minderjarigen.
3.4
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man het zelfstandig verzoek schriftelijk aangevuld. Hij heeft de rechtbank verzocht een bijzondere curator te benoemen voor de minderjarigen teneinde hun belangen te behartigen.
3.5
Op de standpunten van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid aanvulling zelfstandig verzoek
4.1
De man heeft zijn verzoek tijdens de mondelinge behandeling schriftelijk aangevuld en verzocht een bijzondere curator voor de minderjarigen te benoemen.
4.2
Namens de vrouw heeft mr. van Vliet bezwaar gemaakt tegen aanvulling van het zelfstandig verzoek door de man nu die aanvulling in een te laat stadium in de procedure is ingediend. De man dient ten aanzien van het zelfstandig verzoek tot benoeming van een bijzondere curator niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de advocaat van de vrouw.
4.3
De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is verzoeker bevoegd zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven het verzoek of de gronden daarvan te verminderen dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 Rv van overeenkomstige toepassing. Toepassing van artikel 130 Rv brengt mee dat een verandering of vermeerdering buiten beschouwing kan worden gelaten op de grond dat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
4.4
De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat de inhoudelijke behandeling van het aanvullend verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De advocaat van de man heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegelicht dat is verzuimd om het verzoek in het petitum van het zelfstandig verzoek op te nemen. De rechtbank stelt vast dat ook al is het verzoek niet in het petitum opgenomen, in het verweerschrift namens de man in heldere bewoordingen is aangegeven dat hij de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen wenste. De rechtbank wijst daarbij met name op de kop boven punt 36 en de tekst van punt 39. De vrouw heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank voordat namens de man het verzoek ter zitting is aangevuld al op duidelijke wijze kennis kunnen nemen van het beoogde verzoek. De vrouw is in de gelegenheid geweest om haar standpunt met betrekking tot dit verzoek weer te geven en heeft dat in haar pleitnotities tijdens de mondelinge behandeling ook gedaan aan de hand van hetgeen in het verweerschrift hierover was aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw zich dan ook voldoende tegen het aanvullend zelfstandig verzoek van de man kunnen verweren, zodat zij niet in haar procesbelang is geschaad. De man is derhalve ontvankelijk in het aanvullend zelfstandig verzoek tot benoeming van een bijzondere curator.
Verblijf in Suriname
4.5
De vrouw heeft de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor het verblijf van de minderjarigen in Suriname voor een periode van 10 maanden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat het de bedoeling is om uiterlijk in de zomervakantie van 2023 naar Nederland terug te keren en dat de rechtbank, ingeval van toewijzing van het verzoek, dit ook als maximale duur c.q. eindtermijn in de beslissing kan opnemen.
4.6
Ter onderbouwing van haar verzoek voert de vrouw aan dat de huidige partner van de vrouw voor een langere periode naar Suriname dient te gaan om zijn moeder te ondersteunen na het overlijden van zijn vader op [overlijdensdatum] en om enkele zaken te regelen. Met de hulp van de familie van haar partner in Suriname zijn een goede woning en onderwijs geregeld.
Aanvankelijk was het daarbij de bedoeling van de vrouw en haar partner dat de minderjarigen in Suriname een privéschool zouden bezoeken waar strikte coronaregels gelden, maar inmiddels volgen de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] (voornamelijk) digitaal onderwijs dat bij een verblijf in Suriname kan worden voortgezet. De minderjarigen hebben de man een brief gestuurd en gevraagd toestemming te geven voor een verblijf in Suriname, maar de man heeft enkel richting de vrouw gereageerd en via een
e-mailbericht medegedeeld geen toestemming te verlenen. De vrouw wijst erop dat de man sinds 2018 geen contact meer heeft met de minderjarigen en ook geen interesse in hen heeft getoond.
In aanvulling op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd, heeft de vrouw op de mondelinge behandeling benadrukt dat het verblijf in Suriname niet moet worden gezien als een verhuizing. Het gaat om een tijdelijk verblijf in Suriname voor een beperkte periode en is meer te zien als een langdurige vakantie met doorgang van (school)activiteiten. Het tijdstip van vertrek naar Suriname is afhankelijk van de ontwikkelingen in de coronapandemie. Ongeacht de datum van vertrek, zal de terugkeer naar Nederland plaatsvinden in de zomer van 2023. Omdat de partner van de vrouw enige tijd in Suriname dient te verblijven, leek het de vrouw en haar partner leuk gedurende die periode als gezin daar te verblijven. Haar partner is onderdeel van het gezin van de vrouw en zorgt voor hen. Op deze manier leren de minderjarigen de familie van haar partner kennen. Het is niet iets dat móet, zo stelt de vrouw, maar het is een verrijking van het leven van de minderjarigen; een leuke ervaring en goed voor hun ontwikkeling. Het onderwijs blijft doorgaan met dezelfde leraren en dezelfde leerlingen en er zal geen leerachterstand ontstaan.
4.7
De man heeft in het verweerschrift ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarigen. Hij wijst erop dat de Raad onderzoek verricht omdat de minderjarigen sedert het begin van de coronapandemie vrijwel geen fysiek onderwijs meer volgen. De resultaten van dit onderzoek dienen volgens de man te worden afgewacht.
Tijdens de mondelinge behandeling is aanvullend aangevoerd dat het de man niet duidelijk was dat het gezin van de vrouw tot uiterlijk de zomervakantie van 2023 in Suriname zal verblijven. De man heeft echter niet het idee dat het verblijf tijdelijk zal zijn, omdat de vrouw en de minderjarigen ook hebben aangegeven dat zij een nieuw leven willen opbouwen. Het gaat volgens de man dus wel degelijk om een verhuizing. De man gunt de minderjarigen andere ervaringen; een verblijf in Suriname zal zeker een verrijking van hun leven zijn. Hij heeft echter het gevoel dat hij aan de kant is gezet. De minderjarigen gaan verder met hun leven zonder dat de man daarin een rol speelt. De man wil contact hebben met de minderjarigen, hetgeen ook in het belang van de minderjarigen is. Hij heeft daarom een zelfstandig verzoek hiertoe ingediend. Contactherstel is echter niet te realiseren als de minderjarigen ruim een half jaar uit Nederland vertrekken.
4.8
De rechtbank overweegt dat allereerst de vraag aan de orde is of het door de vrouw beoogde verblijf van de vrouw en de minderjarigen in Suriname moet worden aangemerkt als een langere vakantie (standpunt van de vrouw) of als een verhuizing (standpunt van de man). Beantwoording van die vraag is relevant voor de criteria waaraan de rechtbank het verzoek dient te toetsen.
4.9
De rechtbank overweegt dat de vrouw aanvankelijk voornemens was om een jaar in Suriname te verblijven, terwijl in het verzoekschrift een periode van 10 maanden is genoemd en op de mondelinge behandeling de uiterlijke terugkeer naar Nederland is gesteld op de zomervakantie van 2023. Hoe dan ook, het gaat in ieder geval om een verblijf van ook thans nog meer dan een half jaar. Een verblijf gedurende een dergelijke periode overstijgt naar het oordeel van de rechtbank de duur van een gebruikelijke vakantie in aanzienlijke mate. Bovendien is een vakantieperiode naar zijn aard een periode waarin geen lessen worden gegeven of hoeven te worden gevolgd en minderjarigen vrij van verplichtingen zijn, terwijl het de bedoeling van de vrouw is dat gedurende het verblijf in Suriname de activiteiten van de minderjarigen zoveel mogelijk doorgang vinden. Ondanks dat het verblijf in Suriname tijdelijk van aard zal zijn, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het vertrek naar Suriname moet worden aangemerkt als een (tijdelijke) verhuizing.
4.1
Vooropgesteld wordt dat nu partijen gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarigen, de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om met hen naar Suriname te reizen en daar te verblijven. De man heeft die toestemming niet verleend.
4.11
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders brengt mee dat de ene ouder voor het wijzigen van de woonplaats van een kind toestemming van de andere ouder behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
4.12
In de jurisprudentie zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan een voorgenomen verhuizing moet worden beoordeeld. Deze zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.13
De Raad wijst op het beschermingsonderzoek dat door de Raad wordt uitgevoerd en dat - ten tijde van de mondelinge behandeling - nog niet is afgerond. De beslissing van de rechtbank op het verzoek van de vrouw om naar Suriname af te reizen, is op dat advies van invloed. Immers, indien volgens de Raad een beschermingsmaatregel nodig zou zijn, wordt de uitvoering daarvan onmogelijk gemaakt bij een langdurig verblijf van de minderjarigen in Suriname.
Volgens de Raad kan een verblijf in Suriname voor de minderjarigen een verrijking van hun leven betekenen, maar is de noodzaak om daar te verblijven niet aanwezig. De Raad acht bij de beoordeling de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen relevant en ook de vraag hoe het nu met hen gaat, maar informatie daarover ontbreekt op dit moment. De Raad is om die reden niet in staat een goed afgewogen advies te geven.
4.14
De rechtbank is, mede gehoord het standpunt van de Raad, van oordeel dat van een noodzaak voor het verblijf in Suriname niet is gebleken. Voor zover er omstandigheden aanwezig zijn die nopen tot een verblijf in Suriname, gaat het daarbij om omstandigheden gelegen aan de zijde van de partner van de vrouw. Voor de vrouw en de bij haar verblijvende minderjarigen, is die noodzaak er niet. De vrouw heeft dit tijdens de mondelinge behandeling erkend; een verblijf in Suriname
moetniet maar is
wenselijk, leuk voor de minderjarigen en een verrijking van hun leven. Anders dan een vakantie, die geen optie is voor de vrouw in verband met een vrijwillige quarantaineperiode van 10 dagen, is gesteld noch gebleken dat de vrouw andere mogelijkheden voor (tijdelijk) verblijf van haar partner in Suriname heeft onderzocht die minder ingrijpend zijn voor de minderjarigen.
4.15
De vrouw heeft uiteraard het recht om haar verblijfplaats te kiezen en dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met haar partner met wie zij samen met de minderjarigen al 8 à 9 jaar een gezin vormt verder een toekomst op te bouwen. Daarbij dienen echter ook de belangen van de man als gezagsouder in aanmerking te worden genomen en zijn recht op contact met de minderjarigen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw er onvoldoende blijk van gegeven dat zij de te respecteren belangen van de man op een behoorlijke wijze in aanmerking heeft genomen. De vrouw heeft aangevoerd dat het verblijf in Suriname niet aan contact van de minderjarigen met de man in de weg hoeft te staan, nu dit via digitale weg of telefonisch kan plaatsvinden, maar, nog afgezien van het tijdsverschil tussen Suriname en Nederland van 4 uur in de winter en 5 uur in de zomer wat belemmerend kan werken in de (digitale) contacten, is een fysiek contact tussen de man en de minderjarigen gedurende het verblijf in Suriname in ieder geval niet mogelijk. Met de beoogde tijdelijke verhuizing voldoet de vrouw niet aan haar verplichting om contact tussen de minderjarigen en de man te bevorderen. De man heeft op dit moment weliswaar geen (fysiek) contact met de minderjarigen maar hij beoogt dit contact weer wel op te bouwen. Een verblijf in Suriname gedurende enige tijd ontneemt aan de man en de minderjarigen de mogelijkheid om het fysiek contact te herstellen.
4.16
De rechtbank acht bij de beoordeling van het verzoek verder van belang dat de Raad onderzoek verricht naar de situatie van de minderjarigen. Daarbij wordt de sociaal- emotionele ontwikkeling van de minderjarigen betrokken alsmede het ontbreken van (fysiek) contact met de man en de minderjarigen en in hoeverre dit hun identiteitsontwikkeling (negatief) beïnvloedt. Los van de vraag welke invloed een (tijdelijk) verblijf in Suriname op de ontwikkeling van de minderjarigen heeft nu zij gedurende geruime periode hun vertrouwde omgeving verlaten, bestaat de mogelijkheid dat het verblijf in Suriname het advies van de Raad doorkruist, bijvoorbeeld in het geval een kinderbeschermingsmaatregel of de inzet van hulpverlening nodig wordt geacht. De minderjarigen worden dan gedurende een periode van maanden onthouden van de mogelijkheden die hun alsdan door de Raad geconstateerde bedreigde ontwikkeling in positieve zin kunnen beïnvloeden.
4.17
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de rechtbank geen vervangende toestemming zal verlenen voor het verblijf van de vrouw met de minderjarigen in Suriname. Het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
Inschrijving school
4.18
De vrouw heeft ter vervanging van de toestemming van de man de rechtbank verzocht toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat door de onderwijsinspectie een erkenning van de school is onthouden voornamelijk omdat de school niet voldeed aan het wettelijk vereiste ten aanzien van fysiek onderwijs. De school is bezig om alsnog aan alle voorwaarden te voldoen en heeft een nieuw verzoek voor erkenning ingediend dat nu in onderzoek is. In afwachting van een beslissing op dat verzoek wordt [onderwijsinstelling] gedoogd. De drie minderjarigen volgen het onderwijs bij [onderwijsinstelling] . Omdat er echter nog geen officiële erkenning is, zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog ingeschreven bij hun oude school maar volgen daar feitelijk geen onderwijs. [minderjarige 3] is niet bij een andere onderwijsinstelling ingeschreven, maar zijn situatie wordt door de inspectie gedoogd. De vrouw stelt dat de kwaliteit van het onderwijs goed is en dat de minderjarigen goede cijfers halen. Ondanks dat de school nog niet officieel is erkend, kan de rechtbank volgens de vrouw wel toestemming verlenen voor inschrijving van de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] dan wel kan de rechtbank toestemming verlenen dat de minderjarigen daar feitelijk onderwijs volgen.
4.19
De man wijst erop dat [onderwijsinstelling] door de onderwijsinspectie niet is erkend. Beoordeling van het nieuwe verzoek tot erkenning van [onderwijsinstelling] kan volgens de man nog wel enige tijd duren en de kans op afwijzing is aanwezig. Indien de school wordt erkend, is het daarnaast nog maar de vraag of de vrouw de minderjarigen zal toestaan fysiek lessen te volgen. De minderjarigen volgen nu al geruime tijd geen fysiek onderwijs meer. De Raad verricht om die reden onderzoek naar de situatie van de minderjarigen.
4.2
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verwezen naar het in gang gezette onderzoek van de Raad vanwege zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen en hun interactie en samenwerking met leeftijdsgenoten. De minderjarigen gaan niet meer fysiek naar school en verkeren in een sociaal isolement. Er rijzen vragen of de minderjarigen zich kunnen ontwikkelen tot gezonde volwassenen en op een goede manier aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. Hangende dit onderzoek is de Raad nog niet in staat om advies te geven over de inschrijving van de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] .
4.21
De rechtbank overweegt het volgende. De Raad verricht onderzoek naar de situatie van de minderjarigen. De aanleiding voor dit onderzoek is dat de minderjarigen geen fysiek onderwijs volgen en niet duidelijk is wat de invloed daarvan is op de ontwikkeling van de minderjarigen. De resultaten van dat onderzoek zijn volgens de Raad binnen enkele weken bekend. De rechtbank acht dit onderzoek en de resultaten daarvan van groot belang voor de beoordeling van het onderhavige verzoek, nu op dit moment het onderwijs bij [onderwijsinstelling] ook digitaal wordt gevolgd door de minderjarigen. Nu het onderzoek van de Raad raakvlakken heeft met het verzoek vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] zal de rechtbank een beslissing op dit verzoek dan ook aanhouden en de zaak naar de hierna vermelde familiekamerrol verwijzen opdat de Raad het onderzoeksrapport in het geding kan brengen. Partijen zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld op dit rapport te reageren. De rechtbank zal daarna beschikking geven.
Paspoorten
4.22
De vrouw verzoekt de rechtbank tot slot vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van paspoorten voor de minderjarigen.
4.23
De vrouw stelt dat de man op 25 augustus 2022 zijn toestemming voor de paspoorten van de minderjarigen heeft ingetrokken. Voor de vrouw is dit onbegrijpelijk nu zij de man juist in haar plannen heeft betrokken en zijn toestemming heeft gevraagd. De man verliest het belang van de minderjarigen volledig uit het oog, aldus de vrouw. Nu de man zonder reden zijn toestemming voor de paspoorten heeft ingetrokken, ziet de vrouw zich genoodzaakt op grond van artikel 1:253a BW vervangende toestemming voor de paspoorten te vragen.
4.24
De man vreest dat de vrouw, indien zij de paspoorten van de minderjarigen in het bezit heeft, met hen naar Suriname zal vertrekken ongeacht of zij daarvoor (vervangende) toestemming krijgt van de rechtbank.
4.25
Indien een ouder, die het gezag over de minderjarige gezamenlijk uitoefent met de andere ouder, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 lid 1 van de Paspoortwet af te geven, kan deze toestemming op grond van artikel 36 lid 2 van de Paspoortwet worden vervangen door een verklaring van een bevoegde rechter indien hem dat in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
4.26
Het staat vast dat de man de aanvankelijk gegeven toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de minderjarigen heeft ingetrokken. De man heeft dit gedaan uit vrees dat de vrouw met de minderjarigen zonder zijn toestemming naar Suriname zou vertrekken.
Ondanks dat, zoals hiervoor is overwogen, geen toestemming wordt verleend aan de vrouw om met de minderjarigen af te reizen naar Suriname, acht de rechtbank het wel in het belang van de minderjarigen dat voor hen een paspoort kan worden aangevraagd. De vrees van de man dat de vrouw zonder zijn toestemming of zonder vervangende toestemming van de rechtbank naar Suriname zal vertrekken, heeft de man niet concreet onderbouwd. De enkele stelling is onvoldoende. De vrouw heeft benadrukt dat zij niet zonder toestemming naar Suriname zal vertrekken met de minderjarigen. Nu de man afgezien van voornoemd argument geen andere bezwaren heeft aangevoerd tegen het verlenen van vervangende toestemming voor het aanvragen van paspoorten en ook niet is gebleken van andere gewichtige redenen om een paspoort voor de minderjarigen te weigeren, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Zorgregeling
4.27
De man heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen met de minderjarigen waarbij hij het aan [minderjarige 1] gelet op diens leeftijd zal overlaten in welke vorm het contact zal plaats vinden en waarbij de contacten met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende enkele maanden worden opgebouwd. De man stelt dat er enige tijd geen contact is geweest met de minderjarigen in een periode dat het met de man niet goed ging en hij niet in staat was om de afspraken over de zorgregeling na te leven. Nu de coronapandemie onder controle lijkt, wil de man stappen zetten om tot contactherstel met de minderjarigen te komen.
4.28
De vrouw ziet op dit moment niet in hoe het contactherstel van de minderjarigen met de man vormgegeven kan worden. Het contact is gestopt en dit contact kan nu niet ineens worden hersteld. In overleg met hulpverlening moet worden bekeken hoe contactherstel vormgegeven kan worden. Op dit moment willen de minderjarigen geen contact met de man omdat de man hen heeft teleurgesteld door het intrekken van de paspoorten en niet heeft gereageerd op hun vraag om toestemming te verlenen voor vertrek naar Suriname.
4.29
De Raad heeft toegelicht dat in het lopende beschermingsonderzoek de rol van de man wel wordt betrokken, maar geen advies wordt gegeven over de contacten tussen de minderjarigen en de man. Hiervoor is immers geen opdracht aan de Raad gegeven. Er zijn veel zorgen en onduidelijk is nog wat er moet gebeuren. Daarbij is ook de afwezigheid van hun vader in hun leven van belang en de invloed daarvan op hun identiteitsontwikkeling. De Raad adviseert de rechtbank om de Raad te verzoeken in het lopende beschermingsonderzoek tevens de contacten tussen de man en de minderjarigen te betrekken en advies te vragen over contactherstel en in welke vorm dat zou moeten plaatsvinden. Het onderzoek zal dan enkele weken langer duren, maar zal, zo is de verwachting, eind dit jaar kunnen worden afgerond omdat alle informatie over de minderjarigen reeds aanwezig is.
4.3
Zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen en de Raad is besproken, zal de rechtbank, gehoord het advies van de Raad, de Raad gelasten het lopende beschermingsonderzoek uit te breiden en daarbij tevens te betrekken de contacten tussen de man en de minderjarigen en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke zorgregeling tussen de man en de minderjarigen komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vormgegeven te worden?
4.31
De rechtbank zal het verzoek van de man betreffende de zorgregeling aanhouden tot hierna vermelde familiekamerrol opdat de Raad zijn rapport in het geding kan brengen. Partijen zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld op dit rapport te reageren.
Bijzonder curator
4.32
De rechtbank zal ook, in verband met het onderzoek van de Raad, de beslissing op het verzoek een bijzondere curator te benoemen aanhouden. Partijen dienen zich in hun reactie op het rapport van de Raad op de hierna vermelde familiekamerrol uit te laten over wat het advies van de Raad betekent voor het verzoek van de man om een bijzonder curator te benoemen.
Conclusie
4.33
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor een verblijf van de minderjarigen voor de duur van 10 maanden in Suriname zal afwijzen, het verzoek vervangende toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de minderjarigen zal toewijzen en de verzoeken betreffende de inschrijving bij [onderwijsinstelling] , de zorgregeling en de bijzondere curator zal aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst af het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor het verblijf van de minderjarigen in Suriname;
verleent, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om voor de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] en [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats] , een Nederlands paspoort aan te vragen;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, om het lopende beschermingsonderzoek uit te breiden en vervolgens rapport en advies uit te brengen ter beantwoording van de onder r.o. 4.30 opgenomen vragen;
verzoekt de Raad op de
familiekamerrol van 10 januari 2023het rapport en advies in het geding te brengen ter zake van het beschermingsonderzoek en de zorgregeling;
stelt partijen in de gelegenheid zich vervolgens op de
familiekamerrol van 7 februari 2023uit te laten over voornoemd rapport om redenen als hiervoor in r.o. 4.21, 4.31 en 4.32 vermeld;
houdt iedere verdere beslissing op de verzoeken betreffende de inschrijving van de minderjarigen bij [onderwijsinstelling] , de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. Holierhoek, voorzitter tevens kinderrechter, mr. M. Voorn, kinderrechter, en mr. J.B. Bolle-Polak, rechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2022 in tegenwoordigheid van mr. H.M.J. van ‘t Westeinde, griffier.
hwe
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.