ECLI:NL:RBZWB:2022:7269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na bezwaar werkgever; medische situatie van eiseres onvoldoende onderkend door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, werkzaam als welzijnsmedewerker, had zich op 4 januari 2018 ziekgemeld. Het UWV kende haar op 20 juli 2020 een WIA-uitkering toe, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 80 tot 100%. Na bezwaar van de ex-werkgever heeft het UWV op 16 juni 2021 het eerdere besluit herzien en de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 28,15%, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 30 juni 2020.

Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat haar klachten en beperkingen niet correct waren ingeschat. De rechtbank heeft de medische rapporten van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 30 juni 2020 voor 28,15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de beperkingen van eiseres minder ernstig waren dan eerder aangenomen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De proceskosten van eiseres worden niet vergoed, en de rechtbank komt niet toe aan het verzoek om schadevergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3135

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).

Procesverloop

Met het besluit van 20 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar ingediend.
Met het besluit van 16 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard, en de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 28,15%. Dit betekent dat eiseres vanaf 30 juni 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, maar de uitkering wordt bij ongewijzigde omstandigheden pas beëindigd op de dag waarop de loongerelateerde uitkering eindigt, 29 juni 2022.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als welzijnsmedewerker B voor 22,99 uur per week. Zij heeft zich op 4 januari 2018 ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 30 juni 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidskundige van het UWV heeft met deze FML onvoldoende passende functies kunnen vinden. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 100%. Daarom krijgt eiseres per 30 juni 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. De ex-werkgever heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met de gewijzigde FML wel drie geschikte functies en een reservefunctie kunnen selecteren. Hij heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 71,85% kan verdienen van het loon dat eiseres verdiende, voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop 28,15%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij kan zich niet vinden in de wijziging van de beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij vindt dat haar klachten en beperkingen in de primaire fase juist waren ingeschat. Eiseres stelt dat zij met haar beperkingen, met name op psychisch en sociaal vlak, de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Eiseres heeft een verwijsbrief en informatie over autismespectrumstoornis bij vrouwen ingebracht.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 28,15% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 30 juni 2020 (datum in geding) en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 juni 2020 voor 28,15% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres telefonisch gesproken. Zij heeft geconcludeerd dat eiseres verminderd belastbaar is als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 10 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien en onderzocht op een spreekuur. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de behandelend psychotherapeut. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de door de arts aangenomen beperkingen niet aansluiten bij de per datum in geding aanwezig zijnde onderliggende aandoening. Hij past de FML aan.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De arts is uitgegaan van de diagnoses rugpijn aspecifiek chronisch en burn-out. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en werktijden.
13
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 juni 2021 uiteengezet waarom hij het oordeel van de arts over de beperkingen niet volgt. De aangenomen beperkingen voor het persoonlijk en sociaal functioneren sluiten naar zijn mening niet aan bij de onderliggende aandoening. De beperkingen bij die aandoening liggen in het sociaal functioneren. Eiseres is aangewezen op stressreductie in haar werk. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen sprake van cognitief disfunctioneren, waardoor beperkingen hiervoor (in het verdelen en vasthouden van aandacht) niet aan de orde zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht ook geen beperkingen nodig voor werktempo, aan een stuk doorwerken of hoge werkdruk, omdat de norm in het CBBS al laag ligt.
14
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom hij minder beperkingen aan de orde acht dan de arts. De rechtbank overweegt daartoe dat het een verzekeringsarts bezwaar en beroep vrij staat om in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar een door de (verzekerings)arts opgestelde FML te wijzigen. Indien hij minder beperkingen opneemt dan de (verzekerings)arts, moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel inzichtelijk en deugdelijk motiveren waarom hiertoe wordt overgegaan. [2] De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat heeft gedaan. Hij heeft toegelicht waarom een deel van de beperkingen in het persoonlijk functioneren niet van toepassing is op de medische situatie van eiseres. De rechtbank weegt daarnaast ook mee dat de arts zelf heeft geschreven dat haar eigen onderzoek beperkt is geweest, en vindt het begrijpelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nu met een uitgebreider onderzoek tot een andere weging van de beperkingen komt. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De rechtbank kan de door eiseres ingebrachte informatie niet zien als een objectief medische onderbouwing van haar beperkingen. De informatieve stukken zijn algemeen van aard en niet toegespitst op de situatie van eiseres. In de verwijsbrief staat beschreven dat onderzoek nodig is om autismespectrumstoornis te bevestigen. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, constateert de rechtbank dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat eiseres in staat wordt geacht werkzaamheden te verrichten met inachtneming van de beperkingen in de FML van 10 juni 2021.
De arbeidskundige beoordeling
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gevonden die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (271130) Samensteller kunststof- en rubberproducten;
- (111180) Productiemedewerker industrie;
- (267051) Monteur printplaten.
Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog een reservefunctie geschikt geacht, namelijk (267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 15 juni 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep ook geen argumenten tegen aangevoerd.
17. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de door verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde FML van 10 juni 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 30 juni 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 71,85% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als welzijnsmedewerker B, zodat eiseres voor de overige 28,15% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft terecht bepaald dat eiseres per 30 juni 2020 voor 28,15% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed. Ook komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het verzoek van eiseres om schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1435