In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil dat betrekking heeft op de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om een beslissing op grond van artikel 1:262b BW, met als doel om gedurende zes maanden maandelijks gesprekken te voeren met alle betrokkenen over de situatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek van de GI niet ontvankelijk is, omdat er andere, voorliggende proceduremogelijkheden zijn die de GI had kunnen aanwenden, zoals het indienen van een verzoek tot wijziging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten en dat er geen concreet geschil is voorgelegd. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de verantwoordelijkheid heeft om de situatie van [minderjarige] te verbeteren en dat er behoefte is aan duidelijkheid en perspectief voor de toekomst. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om binnen een week een verzoek in te dienen betreffende de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de huidige zorginstelling, [zorginstelling 3].
De kinderrechter heeft de ouders opgeroepen om [minderjarige] te ondersteunen in de beslissing tot uithuisplaatsing, aangezien dit in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter heeft de GI niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, en de beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.