ECLI:NL:RBZWB:2022:7252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/02/403074/ JE RK 22-1930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een ongeboren kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van 12 maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens werd verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind direct na de geboorte. De ouders, die op dat moment in een problematische situatie verkeerden, werden als onvoldoende in staat beoordeeld om de zorg voor het ongeboren kind op zich te nemen. De moeder verbleef in een psychiatrische instelling en er waren ernstige zorgen over de ontwikkeling van het ongeboren kind, waaronder een groeiachterstand en een vergroot risico op een ontwikkelingsachterstand. De ouders weigerden medische hulp en leefden in sociaal isolement, wat de zorgen van de Raad versterkte. De kinderrechter oordeelde dat de gezondheid en ontwikkeling van het ongeboren kind ernstig werd bedreigd en dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk waren. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk konden worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/403074/ JE RK 22-1930
datum uitspraak: 25 november 2022

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg.
betreffende

DE ONGEBOREN BABY [naam] ,

hierna te noemen het thans nog ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
thans feitelijk verblijvende afdeling psychiatrie [ziekenhuis] te [plaatsnaam] ,

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 4 november 2022, ingekomen bij de griffie op 4 november 2022;
- het rapport van de Raad van 9 september 2022, ingekomen op 14 november 2022;
- het aanvullend verzoekschrift van de Raad van 14 november 2022;
Op 25 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en de vader via een digitale (geluids)verbinding via Teams,
- twee vertegenwoordigers van de Raad,
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De kinderrechter heeft voorts, met instemming van de overige aanwezigen, bijzondere toestemming verleend aan de bij de moeder betrokken hulpverlener van [ziekenhuis] om bij de mondelinge behandeling op afstand aanwezig te zijn.

De feiten

De ouders zijn op [huwelijksdatum] gehuwd te [land] .
De moeder is zwanger van het thans nog ongeboren kind en is uitgerekend op 13 december 2022.
Bij beschikking van 2 september 2022 is het thans nog ongeboren kind voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 2 september 2022 tot 16 september 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden en er is een mondelinge behandeling bepaald op 8 september 2022 om 11.15 uur.
Bij beschikking van 8 september 2022 is de voorlopige ondertoezichtstelling van het thans nog ongeboren kind verlengd met ingang van 16 september 2022 en tot 14 oktober 2022 en vervolgens bij beschikking van 27 september 2022 tot 2 december 2022.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van het thans nog ongeboren kind verzocht voor de duur van 12 maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Daarnaast verzoekt de Raad om de GI te machtigen het thans ongeboren kind meteen na de geboorte uit huis te plaatsen bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van drie maanden.

De standpunten

De Raad stelt ter onderbouwing van het verzoek tot ondertoezichtstelling dat er sprake is van ernstige groeiachterstand en een vergroot risico op een ontwikkelingsachterstand van het ongeboren kind. Het ongeboren kind is fragiel en dysmatuur. Dit is mede het gevolg van het handelen van de moeder die weerstand heeft tegen de geboden medische zorg. De Raad verwijst naar informatie van onder meer de GI, Emergis en [ziekenhuis] waarin grote zorgen over de mentale gezondheid van de moeder en de ontwikkeling van het ongeboren kind naar voren komen.
De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat zij de benodigde hulpverlening en (medische) zorg niet accepteren omdat dit niet strookt met hun religieuze overtuigingen. De ouders leven sociaal geïsoleerd en trekken zich terug voor eenieder die niet tot hun religieuze organisatie behoort. De basale leefomstandigheden voor een baby zijn niet op orde, ouders worden verdacht van criminele activiteiten waardoor zij zijn afgesloten van elektriciteit en de ouders verkeren in financiële nood. Daarnaast heeft de Raad ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden van ouders en hun afwijkende overtuigingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ontwikkeling en gezondheid van het ongeboren kind. De Raad is bezorgd dat het ongeboren kind door de ouders wordt onthouden van alle niet ouderlijke zorg (medisch, psychisch, didactisch) die het nodig heeft en vreest dat het ongeboren kind het in het afgesloten leefklimaat van de ouders ook zal ontbreken aan andere wezenlijke condities voor de ontwikkeling van een kind, zoals adequaat voorbeeldgedrag in de samenleving en omgang met leeftijdsgenoten. Het risico bestaat dat het ongeboren kind zich daardoor sociaal onvoldoende zal ontwikkelen, niet met anderen leert omgaan en onvoldoende zelfredzaam zal worden, waardoor hij zich onvoldoende zal kunnen handhaven in de maatschappij en maatschappelijke uitsluiting zal volgen. Uitsluitend binnen een dwangkader in de vorm van onder toezichtstelling ziet de Raad mogelijkheden voor de inzet van professionele ondersteuning, maar zelfs dan blijft er sprake van een (aangetoond) risico op onttrekking aan alle voorwaarden. Er bestaat een contra-indicatie voor opname in het geboortecentrum en voor opname van de moeder en de baby op de kraamafdeling in het [ziekenhuis] .
Een uithuisplaatsing is volgens de Raad noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van het thans ongeboren kind. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de Raad toegelicht dat een brede machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht waarbij de dan geboren minderjarige in eerste instantie twee dagen ter observatie in een ziekenhuis wordt opgenomen of langer indien de gezondheid van de minderjarige dat vergt, en vervolgens in een accommodatie voor pleegzorg of pleeggezin wordt geplaatst. Er zijn grote zorgen in hoeverre de moeder herstelt en of verblijf in de thuissituatie van de moeder samen met de minderjarige mogelijk is. Dit laatste is afhankelijk van de houding, medewerkingsbereidheid en ontwikkeling van ouders samen met andere (medische en psychiatrische) betrokken professionals en de inschatting of ouders op termijn zelf in staat zijn om (met professionele ondersteuning) zorg te dragen voor het ongeboren kind na de geboorte.
Een kinderbeschermingsmaatregel is een contra-indicatie voor gezamenlijk verblijf van de moeder met de minderjarige bij de afdeling psychiatrie in [ziekenhuis] waar de moeder nu verblijft op basis van een zorgmachtiging. Er hebben zich de afgelopen periode veel onzekerheden voorgedaan in de beoordeling van het gevaar/de risico’s voor het ongeboren kind ten gevolge van de lichamelijke en psychische toestand van de moeder en vanwege de overtuigingen van de ouders en hun medewerkingsbereidheid. Zij heeft zich reeds onttrokken aan het toezicht van de jeugdbescherming. Het risico kan niet worden uitgesloten dat ouders dit opnieuw zullen doen. Het verbaast de Raad dat er ten tijde van de mondelinge behandeling onduidelijkheid bestaat over de zorgmachtiging van de moeder omdat werd gevreesd voor medische complicaties bij de moeder en mogelijk vluchtgevaar.
De GI staat achter de verzoeken van de Raad. De GI heeft meermaals contact opgenomen met ouders om zicht te krijgen op hun opvoedvaardigheden. Bij een huisbezoek lag alleen een matrasje voor het ongeboren kind in huis. Het risico van vluchtgevaar is enorm, omdat zij tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling ook naar Spanje zijn vertrokken. Daarnaast hebben de ouders schulden. Vanuit hun religie staan zij niet open voor medische hulp en dat is zorgelijk. De GI verwacht niet dat de ouders op de controles zullen verschijnen. Controles van de moeder en de ongeboren baby vinden alleen plaats omdat er een zorgmachtiging is afgegeven. De ouders hebben eerder laten zien afspraken niet na te komen. De GI heeft meermaals afspraken gemaakt met de vader die niet zijn nagekomen, terwijl de vader informatie zou verstrekken over het inkomen van de ouders en de spullen die de ouders voor de baby in huis hadden. De ouders zijn alleen met de Raad in gesprek geweest.
De ouders hebben aangevoerd zich niet in de verzochte maatregelen te kunnen vinden. Zij hebben via een uitzendbureau te [plaatsnaam] werk gevonden, waar zij de week na de mondelinge behandeling zullen starten. Zij zijn er mee bekend dat dan geen gasmasker gedragen kunnen worden; voor de gezondheid van de moeder en het ongeboren kind is inkomen noodzakelijk en in dat geval is het volgens hun geloof toegestaan geen maskers te dragen. De ouders bouwen een nieuw leven op in [plaatsnaam] en verhuizen naar [plaatsnaam] vanwege de controles in het [ziekenhuis] . Zij benadrukken dat zij zich aan de afspraken voor die controles zullen houden.
Ondanks de stressvolle omgeving gaat het goed met de gezondheid van de moeder en het ongeboren kind groeit goed. De ouders zijn het niet eens met de artsen die stellen dat er een groei- en ontwikkelingsachterstand is bij het ongeboren kind. Alle metingen zijn goed en de moeder is fysiek sterk en er is een mentale band met het ongeboren kind.
De ouders zullen het ongeboren kind na de geboorte thuis les geven omdat hij/zij niet mag blootstaan aan vreemden. Zij zullen zelf met de minderjarige spelen en afwachten hoe de minderjarige reageert en open staat voor het spelen met andere kinderen. De ouders zullen dit niet tegenhouden.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

De kinderrechter stelt vast dat de vader de Poolse nationaliteit heeft en de moeder de Oekraïnse nationaliteit. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter (ambtshalve) dient te beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijk recht te bepalen.
Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu het ongeboren kind de gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het bepaalde in artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek toegepast worden.

Wettelijk kader

Artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert.
Op basis van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

De beoordeling

De kinderrechter merkt, met toepassing van artikel 1:2 van het BW, de ongeboren vrucht van de moeder als reeds geboren aan, nu zijn belang zulks vordert gelet op hetgeen hieromtrent uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd, blijkt dat de gezondheid en de ontwikkeling van het thans nog ongeboren kind ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de huisvesting, het inkomen van de ouders, de voeding en de kraamzorg. Tevens speelt mee het afzonderingsgedrag van de ouders alsmede hun recente vlucht voor de betrokken jeugdbeschermingsinstanties naar Spanje tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling. Mede gelet op de fysieke en psychische problemen van de moeder is het de vraag of de ouders wel in staat zijn tot goed genoeg ouderschap. Dit rechtvaardigt de ondertoezichtstelling van het thans nog ongeboren kind.
Vanwege de voornoemde zorgen is naar het oordeel van de kinderrechter ook de uithuisplaatsing van het thans nog ongeboren kind noodzakelijk vanaf het moment van de geboorte. Het belang van de veiligheid en ontwikkeling van het thans nog ongeboren kind staan daarbij voorop.
De GI dient dagelijks te bezien wat de mogelijkheden van de ouders zijn en in hoeverre de ouders in staat zijn om met deze instanties samen te werken op een manier die in het belang is van het ongeboren kind. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij op de kortst mogelijke termijn beoordelen in welke mate de ouders betrokken kunnen worden, of de ouders in staat zijn tot goed genoeg ouderschap en hoe betrouwbaar zij zijn ten aanzien van de opvoeding van de alsdan geboren minderjarige.
Nu voldaan is aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en artikel 1:265b lid 1 BW, zal de kinderrechter het ongeboren kind onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen gedurende een periode van 3 maanden na de geboorte van het thans nog ongeboren kind.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren zodat de maatregelen ongeacht eventueel hoger beroep kunnen worden uitgevoerd in het belang van de thans nog ongeboren baby.

De beslissing

De kinderrechter:
merkt de ongeboren baby [naam] aan als reeds geboren;
stelt het nu ongeboren kind [naam] onder toezicht van Jeugdbescherming West, Regio Zeeland, gevestigd te Middelburg, met ingang van 25 november 2022 tot 25 november 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van het thans nog ongeboren kind [naam] in een ziekenhuis, een accommodatie voor jeugdzorg of een pleeggezin, met ingang van de dag van de geboorte van de thans nog ongeborene tot drie maanden daarna;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.M.J. van ‘t Westeinde op 25 november 2022.
Deze beslissing is schriftelijk vastgelegd op 1 december 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch