ECLI:NL:RBZWB:2022:7210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_378
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning en verkeersbesluit in het kader van herinrichting Koningsweg te 's-Hertogenbosch

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak tussen meerdere eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het verwijderen van acht bomen en een verkeersbesluit voor het instellen van eenrichtingsverkeer op de Alfons Diepenbrockstraat, in het kader van de herinrichting van de Koningsweg. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, omdat zij van mening zijn dat de besluiten onvoldoende zijn onderbouwd en dat er geen zorgvuldige afweging van belangen heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 behandeld en het onderzoek geschorst om het college in de gelegenheid te stellen een advies van de politie over het verkeersbesluit in te dienen. Het college heeft echter geen schriftelijk advies kunnen overleggen, wat door de eisers wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte, maar dat het ontbreken van het advies van de korpschef een gebrek vormt in de besluitvorming. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen binnen een termijn van acht weken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/378 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen
[eiser 1],
[eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiser 8] , [eiser 9] en [eiser 10], allen uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: [gemachtigde eisers] ),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, (college)
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

1.1
Bij besluit van 26 mei 2021 (primaire besluit I) heeft het college een *omgevingsvergunning verleend het verwijderen van acht bomen en het herplanten van bomen op de locatie Koningsweg . Bij besluit van 20 juli 2021 (primaire besluit II) heeft het college een verkeersbesluit “ [verkeersbesluit] ” genomen. Met de bestreden besluiten I en II van 10 december 2021 op de bezwaren van eiser heeft het college de primaire besluiten I en II gehandhaafd.
1.2
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten bij de Rechtbank Oost-Brabant beroep ingesteld. De Rechtbank Oost-Brabant heeft de zaak (op grond van artikel 46b van de Wet op de rechtelijke organisatie) verwezen naar de Rechtbank Zeeland – West-Brabant (rechtbank). Het college heeft ter zitting verweer gevoerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college in de gelegenheid te stellen het advies van de politie over het verkeersbesluit in te dienen. Het college heeft hierop laten weten dat er geen schriftelijk advies van de politie in het archief teruggevonden is, maar dat het deelbesluit hoogstwaarschijnlijk in de contacten met de politie aan de orde is gekomen. Eisers betwisten dat er overleg heeft plaatsgevonden. Geen van de partijen heeft aangegeven een tweede mondelinge behandeling te wensen. De rechtbank heeft, na beraad, het onderzoek gesloten en doet hierna een tussenuitspraak.

Overwegingen

2. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Eisers wonen
allen aan de [straatnaam 2] of de [straatnaam] te ’s-Hertogenbosch . De gemeente 's-Hertogenbosch werkt aan een autoluwe binnenstad. De realisatie van de [naam ring] neemt hier een belangrijke plaats in en geschiedt gefaseerd. Het college heeft in 2021 de Koningsweg tussen het Julianaplein tot aan de Lekkerbeetjesstraat heringericht. De herinrichting heeft als doel het doorgaande autoverkeer te verminderen en de veiligheid en leefbaarheid te verbeteren. Een snelheidsbeperking van 30 km per uur en een daarbij behorende inrichting is het uitgangspunt. Binnen het ontwerp is de ruimte voor verkeer ingeperkt en vervangen door groen en bomen. Hierbij is de uitkomst van het geluid- en trillingrapport, een verkeersveiligheidsaudit en de inbreng van de werkgroep van bewoners en andere belanghebbende instanties betrokken. Om de Koningsweg de uitstraling te geven van een verblijfsgebied wordt de weg anders ingericht, namelijk door aanpassing van het profiel en het toevoegen van een aantal elementen die het beoogde verblijfskarakter van de weg moeten ondersteunen. Als gevolg van de herinrichting van de Koningsweg zijn de volgende verkeersmaatregelen genomen:
1. er wordt een snelheidsbeperking van 30km per uur ingesteld tussen de Lekkerbeetjesstraat en de Colvenierstraat ,
2. er worden twee voetgangersoversteekplaatsen aangelegd met zebramarkering,
3. de twee bushaltes aan de Koningsweg worden verplaatst en
4. er wordt eenrichtingsverkeer verkeer ingesteld op de Alfons Diepenbrockstraat .
Ter uitvoering van de inrichting heeft het college bij het primaire besluit I een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van acht bomen en het herplanten van 17 bomen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft bij het primaire besluit II een verkeersbesluit genomen voor de hiervoor genoemde maatregelen 1 tot en met 4. Eisers hebben ook tegen het primaire besluit II bezwaar gemaakt. Met de bestreden besluiten I en II van 10 december 2021 heeft het college – onder verwijzing naar het advies van de commissie van advies voor bezwaarschriften – respectievelijk de verleende omgevingsvergunning en het verkeersbesluit gehandhaafd.
Omvang geschil
3. De rechtbank beoordeelt eerst of het college bij het nemen van een verkeersbesluit geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van zijn beoordelingsruimte. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Eisers voeren aan dat het college aan de bestreden besluiten een te beperkte toetsing ten grondslag heeft gelegd en dat er daarmee geen sprake is van een volledige heroverweging in de zin van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belangen die zijn opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) zijn niet gediend met het instellen van eenrichtingsverkeer op de Alfons Diepenbrockstraat . Het college heeft bij het nemen van de bestreden besluiten onvoldoende oog gehad voor de aangedragen aanvullende maatregelen en alternatieven en de herinrichting is niet onderbouwd door voldoende onderzoek en ook is de gestelde goedkeuring door de politie niet overgelegd. De gevolgen van de herinrichting zijn voor eisers onevenredig in vergelijking met de te dienen doelen en het participatieproces is niet zorgvuldig geweest.
4.1
Het college heeft ter zitting – onder verwijzing naar de bestreden besluiten I en II – verweer gevoerd. De rechtbank zal het ter zitting gevoerde verweer betrekken bij de beoordeling van de relevante beroepsgronden.
4.2
Het beroep van eisers tegen het bestreden besluit II beperkt zich tot onderdeel 4 van het primaire besluit II, namelijk het instellen van eenrichtingsverkeer op de Alfons Diepenbrockstraat door het plaatsen van de relevante verkeersborden [1] ter hoogte van de Koningsweg en de Van der Does de Willeboissingel . Tussen partijen is niet in geschil dat het college de bevoegdheid heeft tot het nemen van een verkeersbesluit.
4.3
Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) bepaalt dat de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval de doelstelling(en) van het verkeersbesluit vermeldt. Aangegeven moet worden welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Het college heeft bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het college geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte [2] . Op grond van artikel 24, sub a, van het BABW worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef.
4.4
De rechtbank leidt uit het dossier af dat het bestreden besluit II wordt genomen ter realisering van de realisatie van een autoluwe binnenstad. Het college tracht met het hierop gerichte beleid enerzijds het woon- en werkklimaat van de binnenstad te verbeteren en anderzijds de binnenstad verkeersveiliger te maken. De herstructurering van de [straatnaam 7] en de omliggende straten is terug te voeren op het in 2013 door de gemeenteraad vastgestelde handboek [naam ring] en het in 2014 vastgestelde Inrichtingsplan Binnenstadsring . Onderdeel van de besluitvorming is een participatieproces met omwonenden, belanghebbende instanties ( Arriva , Stichting Boom & Bosch , Bewonersvereniging Leefbare Binnenstad , de Bossche Milieu Groep , de Fietsersbond , het Gehandicaptenplatform , Hartje 's-Hertogenbosch en de hulpdiensten) en externe toetsing.
In het kader van de feitelijke uitwerking van de realisatie van een autoluwe binnenstad heeft verweerder onder meer besloten tot het invoeren van eenrichtingsverkeer op de Alfons Diepenbrockstraat , waarmee de Alfons Diepenbrockstraat aangesloten wordt op de hoofdrijbaan van de Koningsweg . Het verkeer mag via de Alfons Diepenbrockstraat de wijk enkel verlaten. Het is de bedoeling dat daarmee sluipverkeer wordt voorkomen en de verkeerssituatie bij de Beekmanschool wordt verbeterd.
4.5
Niet blijkt dat voorafgaand aan dit besluit is het op grond van artikel 24, sub a, van het BABW verplichte advies van de korpschef is ingewonnen. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals het college na de mondelinge behandeling op 15 september 2022 heeft bericht, aan te nemen dat er wel een advies moet zijn geweest. De rechtbank ziet geen aaneleiding om aan dit gebrek voorbij te gaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht of om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten omdat de inhoud van een eventueel advies van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van het besluit. Dit leidt tot de conclusie dat de beroepsgrond slaagt.
4.6
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit II. Om het gebrek te herstellen, moet het college – nu aan het gebrek zowel beleidsmatige als handhavingsaspecten kleven – ook een advies van de korpschef aan het bestreden besluit II ten grondslag leggen. Dat advies dient betrekking te hebben op het besluit om enerzijds eenrichtingsverkeer in de Alfons Diepenbrockstraat in te stellen en anderzijds ten aanzien van de fysieke maatregelen die samenhangen met het instellen van eenrichtingsverkeer en de aansluiting van de Alfons Diepenbrockstraat op de Koningsweg . Het advies dient ook in te gaan op de kwestie of en in hoeverre het eenrichtingsverkeer handhaafbaar is en welke rol fysieke verkeersmaatregelen spelen dan wel onderdeel dienen te zijn van de inrichting ten behoeve van een goede handhaving. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 29 november 2022 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Borden C2 en C3, in combinatie met onderborden, van Bijlage 1 bij het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
2.AbRS 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2022.