ECLI:NL:RBZWB:2022:7205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_913
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek tegen geluidsoverlast door een airco-unit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast van een airco-unit op het dak van de aangrenzende woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal heeft dit handhavingsverzoek met het besluit van 7 juni 2021 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college bleef bij zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het college en een derde partij aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de airco-unit als bouwwerk moet worden aangemerkt, wat het college ten onrechte niet heeft gedaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat er geen overtreding van het Bouwbesluit, het bestemmingsplan of de APV is, waardoor het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.C. Peters),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal(verweerder)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit Roosendaal,
(gemachtigde: mr. D.J.M. Konings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek handhavend op te treden tegen geluidsoverlast van een airco-unit op het dak van de aangrenzende woning.
1.1.
Het college heeft dit handhavingsverzoek met het besluit van 7 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- eiseres, de gemachtigde van eiseres, de neef van eiseres;
- de gemachtigde van het college, samen met [geluidsdeskundige] als geluidsdeskundige;
- de derde partij, samen met zijn partner [partner] , en de gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres en derde-partij wonen in aangrenzende woningen. In juni 2020 is op het dak van de aanbouw aan de woning van de derde-partij een airco-unit geplaatst. De aanbouwen van de woningen grenzen aan elkaar.
2.1.
Op 14 september 2020 heeft eiseres het college verzocht handhavend op te treden tegen “een hinderlijke bromtoon” die eiseres hoort sinds de airco-unit is geplaatst. Eiseres heeft het college gevraagd handhavend op te treden wegens overtreding van het Bouwbesluit 2012, het bestemmingsplan en de Algemene plaatselijke verordening gemeente Roosendaal (APV).
2.2.
In het besluit van 7 juni 2021 heeft het college het handhavingsverzoek van eiseres afgewezen, omdat er geen overtreding van artikel 4.6 van de APV (meer) is geconstateerd.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij heeft het bezwaar toegelicht tijdens een hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van 13 september 2021.
2.4.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres onder verwijzing naar het advies van de adviescommissie deels gegrond verklaard en het besluit van 7 juni 2021 deels herroepen door het verzoek om handhaving tevens af te wijzen, omdat geen sprake is van een overtreding bestaande uit handelen in strijd met het bestemmingsplan. Aan de vraag of sprake was van overtreding van artikel 3.8 van het Bouwbesluit is het college niet toegekomen, omdat die bepaling ten tijde van het verzoek nog niet zag op airco-installaties.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek van eiseres door het college. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er sprake van een overtreding?
3.3.
De bevoegdheid van een bestuursorgaan, zoals het college, om handhavend op te treden ontstaat pas als er sprake is van een overtreding.
Bouwbesluit
3.4.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding van artikel 3.8 van het Bouwbesluit.
3.5.
Artikel 3.8 van het Bouwbesluit bevat met ingang van 1 april 2021 geluidsniveaus voor installaties voor warmte- of koudeopwekking, zoals airco’s.
3.6.
Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van overtreding van artikel 3.8 van het Bouwbesluit, omdat het Bouwbesluit ten tijde van het indienen van het verzoek op 14 september 2020 nog niet zag op airco’s.
3.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een overtreding van artikel 3.8 van het Bouwbesluit, zij het dat de daaraan ten grondslag liggende motivering niet op het juiste uitgangspunt is gebaseerd. Voor de vraag of sprake is van een overtreding van artikel 3.8 van het Bouwbesluit zoals dat sinds 1 april 2021 luidt, is niet het moment van het indienen van het verzoek bepalend, maar het moment van het aanbrengen van de airco-installatie. Ook ten tijde van het aanbrengen van de airco-installatie zag artikel 3.8 van het Bouwbesluit nog niet op installaties voor warmte- of koudeopwekking. Er kon dan ook geen sprake zijn van overtreding van die bepaling en van handhavend optreden door het college op grond van die overtreding. Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting overigens ook bevestigd dat artikel 3.8 van het Bouwbesluit enkel van toepassing is op installaties die op of ná 1 april 2021 zijn aangebracht.
Bestemmingsplan
3.8.
Eiseres heeft daarnaast aan haar verzoek om handhavend op te treden ten grondslag gelegd dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
3.9.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een overtreding die bestaat uit handelen in strijd met het bestemmingsplan. Volgens het college vormt de airco-unit geen bouwwerk, zodat voor het plaatsen daarvan geen omgevingsvergunning vereist is. De unit staat los op het dak en is niet omkast.
3.10.
Eiseres heeft betwist dat de airco-unit geen bouwwerk zou zijn.
3.11.
De rechtbank overweegt dat het op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen (Wabo) verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. Het begrip bouwwerk is in de Wabo niet omschreven. De Wabo beoogt, gelet op de geschiedenis van totstandkoming (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, blz. 91 en 92), bij het begrip "bouwwerk" aan te sluiten zoals dat onder de Woningwet werd aangeduid. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen [1] , kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk ook bij toepassing van de Wabo aansluiting worden gezocht bij de modelbouwverordening die een bruikbare omschrijving van het begrip bouwwerk omvat. Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren".
3.12.
Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de airco-unit als bouwwerk moet worden aangemerkt. De airco-unit is een constructie van enige omvang, die gelet op het feit dat er - getuige foto’s in het dossier - ten behoeve van de unit bekabeling in een bekabelingsgoot aanwezig is, bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Dat de unit niet verankerd zou zijn aan het dak, wat daar ook van zij, maakt dat niet anders.
3.13.
Omdat het college de airco-unit ten onrechte niet als bouwwerk heeft aangemerkt, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
3.14.
In het licht van finale geschilbeslechting zal de rechtbank onderzoeken of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven.
3.15.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een omgevingsvergunning voor bouwen in dit geval niet vereist is, gelet op artikel 3, onderdeel 8, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het betreft volgens het college een activiteit die betrekking heeft op een verandering van een bouwwerk waarbij het bouwvolume niet wordt uitgebreid. Eiseres heeft niet weersproken dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 3, onderdeel 8, van bijlage II bij het Bor is voldaan. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bouwen van de airco-unit omgevingsvergunningplichtig zou zijn. Het feit dat [derde-partij] niet over een omgevingsvergunning beschikt, betekent dan ook niet dat er sprake is van een overtreding.
3.16.
Eiseres heeft verder niet gespecifieerd waarom er sprake zou zijn van strijd met het bestemmingsplan. Bij gebrek aan verdere aanknopingspunten, heeft het college zich, zij het op onjuiste gronden, terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding, bestaande uit strijd met het bestemmingsplan.
APV
3.17.
Eiseres heeft tot slot aan haar verzoek om handhavend op te treden ten grondslag gelegd dat sprake is van overtreding van artikel 4.6 van de APV. Daarin is -samengevat- bepaald dat het verboden is buiten een inrichting toestellen op een zodanige wijze in werking te hebben dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
3.18.
Het college heeft “geluidhinder” in artikel 4.6 van de APV blijkens het bestreden besluit ingevuld door toepassing te geven aan artikel 3.8 van het Bouwbesluit.
3.19.
Eiseres heeft aangevoerd dat dat een onjuiste invulling van artikel 4.6 van de APV vormt. Ter zitting heeft zij toegelicht dat de geluidhinder bestaat uit een lage bromtoon, die eiseres in haar slaapkamer hoort, (ook) als de airco-unit niet in werking is. Artikel 3.8 van het Bouwbesluit ziet niet op lage bromtonen en bepaalt alleen het geluidsniveau op de erfgrens, aldus eiseres.
3.20.
De rechtbank merkt op dat de geluidsniveaus in artikel 3.8 van het Bouwbesluit zijn omschreven in “dB” en niet in “dB(A)”. In de geluidsniveaus in artikel 3.8 van het Bouwbesluit is dus géén rekening gehouden met de selectieve gevoeligheid van het menselijk gehoor. Ook als artikel 3.8 van het Bouwbesluit niet zou zien op bromtonen, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het college voldoende heeft onderzocht of er sprake is van geluidhinder door het laagfrequente geluid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat geluidsdeskundige [geluidsdeskundige] ter zitting heeft toegelicht dat hij bij zijn onderzoek naar geluid in de slaapkamer van eiseres de richtlijn laagfrequent geluid van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) en de daarin opgenomen NSG-curve heeft toegepast, samen met de zogenaamde Vercammen-curve. Dit volgt ook uit de door [geluidsdeskundige] opgemaakte rapportages.
3.21.
Uit de rapportages van het geluidsonderzoek van [geluidsdeskundige] in oktober 2020 en juli 2021 volgt dat in de slaapkamer van eiseres een toon van 120 Hz, respectievelijk 100 Hz aanwezig was. De NSG-curve en de Vercammen-curve werden echter niet overschreden, nog los van de vraag of de toon afkomstig was van de airco-unit.
3.22.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het door [geluidsdeskundige] verrichte onderzoek naar laagfrequent geluid en aan de conclusie dat er geen sprake is van overtreding van de NSG-curve en de Vercammen-curve. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van overtreding van artikel 4.6 van de APV, bestaande uit hinder door laagfrequent geluid.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond, omdat het college de airco-unit ten onrechte niet als bouwwerk heeft aangemerkt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
4.2.
Omdat niet kan worden geoordeeld dat er sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit, het bestemmingsplan of de APV, was het college niet bevoegd handhavend op te treden. De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit kunnen in stand blijven.
4.3.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van
€ 759,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 januari 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 29 november 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:4, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Bouwbesluit 2012
Artikel 3.8 van het Bouwbesluit 2012 luidt met ingang van 1 april 2021 als volgt
1. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een installatie voor warmte- of koudeopwekking, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
2. Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk, (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Artikel 3, onderdeel 8 van bijlage II bij het Bor bepaalt dat een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet niet vereist is, indien deze activiteit betrekking heeft op een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Roosendaal
Artikel 4:6 (Overige geluidhinder) van de APV bepaalt:
1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3010