ECLI:NL:RBZWB:2022:7157

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) na beroep tegen afwijzing door het college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 november 2022, staat de wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp) centraal. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Diels, heeft een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om correctie van gegevens in de Brp door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst. Het primaire besluit van 20 mei 2020 werd door het college afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 oktober 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij het college een verweerschrift indiende.

De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser gevraagd om een document, waarvan hij stelde dat dit een hukou is, te laten vertalen. Na indiening van de vertaling heeft het college aangegeven dat het document geen aanleiding gaf om het ingenomen standpunt te wijzigen. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college op goede gronden heeft geweigerd om gevolg te geven aan het verzoek van eiser. De rechtbank concludeert dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. Eiser heeft een geldig Chinees paspoort en een hukou overgelegd, waarvan de echtheid niet wordt betwist. De rechtbank oordeelt dat de gegevens in het paspoort en de hukou buiten redelijke twijfel juist zijn en dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze documenten niet als brondocumenten kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, herroept het primaire besluit en draagt het college op om de gegevens in de Brp te wijzigen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9757 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. A.H. Diels,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 mei 2020 (primair besluit) heeft het college eisers verzoek om correctie van in de Basisregistratie personen (Brp) opgenomen gegevens te wijzigen, afgewezen.
In het besluit van 13 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 februari 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens het college [woordvoerder verweerder] en [woordvoerder verweerder] .
Bij beslissing van 4 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Daarbij is bepaald dat eiser binnen vier weken het document waarvan hij stelt dat dit een hukou is dient te laten vertalen en vervolgens dit document met de vertaling dient te overhandigen aan het college. Vervolgens dient het college binnen zes weken na indiening van het document door eiser aan te geven of dit document aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te wijzigen.
Eiser heeft het document en de vertaling daarvan overgelegd. Het college heeft op 12 juli 2022 schriftelijk aan de rechtbank gemeld dat het door eiser overgelegde document geen aanleiding geeft om een ander standpunt in te nemen.
De rechtbank heeft partijen vervolgens laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben niet om een zitting gevraagd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1.
Relevante feiten en omstandigheden
Eiser is in de Brp opgenomen met de voornaam [voornaam] , geslachtsnaam [geslachtsnaam] , geboortedatum [geboortedatum] en geboorteplaats [geboorteplaats] . Deze gegevens zijn ontleend aan de in september 1994 door eiser in het kader van de asielprocedure afgelegde Verklaring Onder Ede (VOE).
Op 18 oktober 2019 heeft eiser een verzoek om correctie van gegevens in de Brp ingediend bij het college. Eiser heeft daarbij gevraagd om wijziging van de volgende gegevens:
  • wijziging van de voornaam van [voornaam] in [voornaam 2] ;
  • wijziging van de geslachtsnaam van [geslachtsnaam] in [geslachtsnaam 2] ;
  • wijziging van de geboortedatum van [geboortedatum] in [geboortedatum 2] ;
  • wijziging van de geboorteplaats van [geboorteplaats] , China in [geboorteplaats 2] , China.
Voorts heeft eiser verzocht om opneming in de Brp van de volgende oudergegevens:
  • voor eisers vader: [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] ;
  • voor eisers moeder: [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] .
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft eiser de volgende documenten verstrekt:
  • een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) inzake een aanbod met betrekking tot de Ranov-regeling van 25 juni 2007;
  • een geldig Chinees paspoort met nummer [nummer paspoort] , afgegeven op [afgiftedatum paspoort] ;
  • een oude Chinese identiteitskaart met nummer [nummer identiteitskaart] , afgegeven op
[afgiftedatum identiteitskaart] ;
  • zijn verblijfsvergunning van [datum verblijfsvergunning] ;
  • de dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte met nummer [nummer geboorteakte] ;
  • de dubbel gelegaliseerde verklaring van het Public Security Bureau (PSB) met
nummer [nummer verklaring] ;
  • het dubbel gelegaliseerde Investigation Report met nummer [nummer Investigation Report] ;
  • een notarieel certificaat betreffende identiteit/geboorte met nummer [nummer certificaat] ;
  • een rapport DNA-onderzoek van [naam] van [datum DNA-onderzoek] ;
Bij brief van 26 februari 2020 heeft het college eiser gemeld voornemens te zijn geen gevolg te geven aan eisers verzoeken. Eiser heeft vervolgens een zienswijze ingediend.
Bij het primaire besluit heeft het college eisers verzoek afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat niet onomstotelijk vast zou staan dat de huidige in de Brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser niet onomstotelijk vaststaat dat de in de Brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Subsidiair stelt het college dat sprake is van rechtsverwerking. In 2007 is eiser ambtshalve een verblijfsvergunning verstrekt op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (Ranov-regeling). Daarbij werd eenmalig de mogelijkheid geboden tot identiteitsherstel. Eiser heeft daarvan echter geen gebruik gemaakt.
3.
Beroepsgronden
Eiser voert, kort samengevat, tegen het bestreden besluit aan dat hij ter onderbouwing van zijn verzoek een aantal brondocumenten heeft overgelegd. Als de brondocumenten op echtheid zijn gecontroleerd en authentiek zijn bevonden, dient in beginsel van de juistheid van de inhoud van deze documenten te worden uitgegaan. Daarnaast miskent het college volgens eiser dat naar vaste jurisprudentie moet worden uitgegaan van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort. Voorts verwijst eiser naar jurisprudentie waaruit volgt dat de enkele stelling dat het onduidelijk is op basis van welke gegevens een Chinees paspoort is afgegeven, aan vorenstaand uitgangspunt geen afbreuk doet. Het college moet dan ook waarde hechten aan een authentiek bevonden paspoort. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat een authentiek Chinees paspoort een brondocument is. Daarnaast heeft de Afdeling bepaald dat DNA in combinatie met een authentiek paspoort een concreet aanknopingspunt is dat een persoon is wie hij zegt te zijn. Tot slot meent eiser dat het college heeft nagelaten aan te geven welke documenten de voorgeschreven brondocumenten zijn. Het college motiveert niet waarom gewaarmerkte kopieën van de hukou en PSB-verklaring wel geschikt zouden zijn voor inschrijving in de Brp en niet voor wijziging op basis van dezelfde wet. Het college blijft zich ten onrechte beroepen op een algemeen ambtsbericht zonder concrete aanwijzingen dat er sprake zou kunnen zijn van valse documenten. Uit het onderzoek door bureau Documenten blijkt niet dat er valse documenten zijn overgelegd. Ten aanzien van de stelling van het college dat er sprake is van rechtsverwerking voert eiser aan dat in de Wet Brp geen bepaling is gecodificeerd die een mogelijke rechtsverwerking legaliseert. Ook bestaat er geen andere regeling die de rechten tot het wijzigen van persoonsgegevens inperkt.

4. Wettelijk kader

Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

5. Beoordeling

Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het college op goede gronden heeft geweigerd gevolg te geven aan eisers verzoek om zijn gegevens in de Brp te wijzigen.
Voorop dient te worden gesteld, zoals ook volgt uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] , dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn.
Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet Brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een ‘lager’ document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen ‘hoger’ document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren [2] . Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
Bij uitspraken van 4 mei 2022 [3] , heeft de Afdeling deze rechtspraak genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Beoordeeld dient te worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd.
Uit de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 volgt dat eerst de vraag moet worden beantwoord of eiser brondocumenten heeft overgelegd die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Als die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de eiser en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens moeten worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven of de gegevens, in de Brp gewijzigd.
Heeft eiser brondocumenten overgelegd?
Brondocumenten zijn de in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet Brp omschreven documenten. Een buiten Nederland opgemaakte akte en een geschrift waarin het feit is vermeld waarover het verzoek tot opneming gaat, zijn brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, respectievelijk d, van de Wet Brp, als de akte of het geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Een paspoort waarin het desbetreffende feit wordt vermeld, kan zo'n geschrift zijn [4] . In een beperkt aantal uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat een paspoort geen brondocument kan zijn, omdat dit wordt verleend op grond van andere documenten. De Afdeling heeft deze lijn bij voormelde uitspraken van 4 mei 2022 verlaten, omdat daarmee een te enge uitleg van het begrip brondocument werd aangehouden.
Eiser heeft een geldig Chinees paspoort overgelegd waarin de naam, de geboorteplaats en de geboortedatum zijn vermeld waarover zijn verzoek tot wijziging gaat. De rechtbank stelt vast dat uit de “verkorte verklaring van onderzoek documenten” van Bureau Documenten van 20 december 2019 blijkt dat aan de echtheid van het paspoort niet wordt getwijfeld. Daarom moet naar het oordeel van de rechtbank het paspoort worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp.
Voorts heeft eiser een hukou overgelegd waarin de namen, geboortedata en geboorteplaatsen staan vermeld van de personen waarover zijn verzoek tot wijziging gaat. Door Bureau Documenten is gerapporteerd dat het een Chinees gezinsregistratieboekje, een hukou, betreft en dat er geen onregelmatigheden zijn aangetroffen. Het college heeft verwezen naar een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 25 mei 2022. De rechtbank stelt vast dat Bureau Documenten daarin weliswaar heeft verklaard dat over de echtheid van het gezinsregistratieboekje geen uitspraak kan worden gedaan, maar nu een nadere onderbouwing van die stelling ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding het college te volgen in het standpunt dat aan de hukou niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien worden. De hukou dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook als een brondocument te worden aangemerkt.
Kan het verband tussen eiser en de persoon in het paspoort en de hukou worden gelegd?
Paspoort
Naar vaste jurisprudentie geldt dat in beginsel van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort dient te worden uitgegaan, tenzij het college concreet kan onderbouwen dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. [5]
Het college heeft in dit kader aangevoerd dat niet duidelijk is op basis van welke documenten het Chinese paspoort is afgegeven.
Ter zitting is namens eiser verklaard dat door hem bij de aanvraag van het paspoort een verklaring omtrent gedrag (VOG) en notariële geboorteakte zijn overgelegd en dat hij het paspoort op basis van die documenten heeft verkregen. Deze toelichting lijkt te stroken met wat in het algemeen ambtsbericht over China van december 2012 onder 'Chinese onderdanen in het buitenland/reis- en identiteitspapieren' is vermeld. Daarin staat namelijk dat Chinese onderdanen die in het buitenland verblijven bij de Chinese diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen een nieuw paspoort kunnen krijgen. Zij moeten hiervoor een kopie van een eerder paspoort overleggen, of een ander origineel document waaruit de Chinese nationaliteit en identiteit van de aanvrager blijkt. Als voorbeelden worden hierbij een hukou, identiteitskaart, geboorteakte of een VOG genoemd. Gelet op het ambtsbericht moet er dus vanuit gegaan worden dat de Chinese ambassade bij de afgifte van het paspoort de identiteit van de aanvrager daarvan heeft onderzocht en vastgesteld.
Uit het vorenstaande volgt dat het verband tussen eiser en de persoon in het paspoort kan worden gelegd.
Hukou
Als het college gemotiveerd betwist dat het brondocument dat de aanvrager ten grondslag legt aan zijn wijzigingsverzoek betrekking heeft op de aanvrager moet de aanvrager concreet onderbouwen dat dit wel het geval is. Dit kan met alle daartoe dienstige bewijsmiddelen. Dit kan bijvoorbeeld door overlegging van de uitkomst van een DNA-onderzoek waaruit volgt dat een verband kan worden gelegd tussen het brondocument en de aanvrager of een fotovergelijking waaruit dit volgt. [6] Voorts geldt volgens de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022 dat indien een brondocument geen paspoort is en de aanvrager een authentiek paspoort heeft overgelegd, waarvan de daarin opgenomen gegevens overeenkomen met die in het brondocument, dat als regel dient te worden aangenomen dat dit brondocument op aanvrager betrekking heeft. Het is dan aan het college om een eventuele betwisting daarvan concreet te onderbouwen. Zoals eerder overwogen wordt er namelijk in beginsel vanuit gegaan dat er voorafgaand aan de afgifte van het paspoort een behoorlijk onderzoek door de bevoegde autoriteit heeft plaatsgevonden, ook naar de aanvrager van het paspoort. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt een dergelijke concrete onderbouwing van de betwisting door het college, zodat ook voor de hukou wordt aangenomen dat het verband tussen eiser en de persoon in de hukou kan worden gelegd. Weliswaar heeft het college aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat eiser meerdere broers heeft, maar deze suggestie is niet gebaseerd op enig objectief gegeven, zodat daaraan door de rechtbank voorbij wordt gegaan.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit het rapport van [naam] blijkt dat het Nederlandse consulaat-generaal te [plaatsnaam] bij de vermeende broer van eiser lichaamsmateriaal (wangslijmvlies) heeft afgenomen en dat die vermeende broer daarbij is geïdentificeerd aan de hand van zijn Duitse paspoort. Eiser zelf heeft zich bij [naam] in [vestigingsplaats] geïdentificeerd met zijn Nederlandse verblijfstitel en daar wangslijmvlies afgestaan. In het rapport wordt geconcludeerd dat het praktisch bewezen (>99.999%) is dat de persoon [naam persoon] , geboren op [geboortedatum broer] te [geboorteplaats broer] , de broer is van de persoon die door [naam] is geïdentificeerd als [voornaam] [geslachtsnaam] . Hiermee heeft eiser nog niet gestaafd dat hij ook [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] is. Daarvoor dient hij documenten over te leggen waarin in ieder geval staat dat [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] de broer is van [naam persoon] . Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank eenduidig uit de hukou en de notariële akte van 19 maart 2019 betreffende de geboorte van [naam persoon] , waarin staat vermeld dat [naam persoon] de broer is van [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] . Zowel in deze akte als in de hukou staat dat [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] de moeder is van [naam persoon] en [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] , en dat [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] , de vader is van [naam persoon] en [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] . Gelet hierop heeft eiser met het DNA-onderzoek naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat hij en [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] dezelfde persoon zijn.
Uit de overgelegde brondocumenten, in samenhang met het DNA-onderzoek, volgt naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.
Is voldaan aan de toetsingsmaatstaf van de Afdeling?
Zoals hiervoor is overwogen, is de juistheid van de in het paspoort en hukou vermelde gegevens die eiser in de Brp opgenomen wil zien, voor de rechtbank buiten redelijke twijfel komen vast te staan. De omstandigheid dat het college - zoals uitgebreid gemotiveerd in het verweerschrift - twijfels heeft over de andere documenten die eiser heeft overgelegd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Om die reden zal de rechtbank niet ingaan op wat partijen hebben aangevoerd over deze andere documenten.
Omdat een paspoort en een hukou brondocumenten van een hogere orde zijn dan de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving in de Brp heeft plaatsgevonden, moeten naar het oordeel van de rechtbank de bewuste gegevens in de Brp worden gewijzigd.

6. Conclusie

Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en daartoe het primaire besluit te herroepen. De rechtbank zal het college opdragen om de bestaande inschrijving binnen vier weken na verzending van deze uitspraak in de Brp te wijzigen zoals hierna bepaald. Tot slot zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.600,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat het college in de Brp van de gemeente Hulst de gegevens van eiser wijzigt in [voornaam 2] [geslachtsnaam 2] , geboren op [geboortedatum 2] , te [geboorteplaats 2] (China) en de gegevens van zijn vader, [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] , en van zijn moeder, [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] , toevoegt;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.600,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 29 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Artikel 1.2, van de Wet Brp bepaalt dat er een basisregistratie personen is. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland.
Artikel 2.7, eerste lid, van de Wet Brp bepaalt dat in de basisregistratie over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens worden opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
Op grond van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet Brp voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos een het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126
3.bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:1198
4.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 127
5.ECLI:NL:RVS:2019:1626 en ECLI:NLRVS:2020:611
6.ECLI:RVS:2022:1198, waarin wordt verwezen naar ECLI:NL:RVS:2019:233 en ECLI:NL:RVS:2018, 2910