Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 november 2022 met producties;
- de e-mail van 17 november 2022 van [gedaagden] met producties;
- de e-mail van 17 november 2022 van [eisers] met aanvullende producties 15 t/m 19;
- de e-mail van 18 november 2022 van [eisers] met producties 20 t/m 23 waaronder een akte wijziging eis;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnotities van [eisers] en [gedaagden] .
2.De feiten
op hun perceel, op straffe van een dwangsom van € 750,00 per dag of gedeelte daarvan indien [eisers] en [eiser 2] in gebreke blijven tot een maximum van € 30.000,00 aan verbeurde dwangsommen is bereikt;”
3.Het geschil
- primair de dwangsommen opgelegd in het vonnis van 22 februari 2022 op te heffen, althans de looptijd op te schorten en [gedaagden] te veroordelen het beslag op te heffen;
- subsidiair [gedaagden] te veroordelen het beslag op te heffen;
- meer subsidiair [gedaagden] te veroordelen het beslag op te heffen ten aanzien van de beslagvrije voet van € 2.321,89, op straffe van een dwangsom;
- primair [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag dat op grond van het beslag aan hem is uitgekeerd;
- subsidiair [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van € 2.321,89 dat op grond van het beslag aan hem is uitgekeerd;
4.De beoordeling
5.De beslissing
NvP