ECLI:NL:RBZWB:2022:7136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
02-327218-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte ter verkrijging van hypothecaire lening

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die samen met haar echtgenoot en medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. De verdachte heeft in de periode van 25 september 2018 tot en met 14 juni 2019 valse documenten gebruikt om een hypothecaire lening van € 500.000,- te verkrijgen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.F.J. Wiegant, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten, waaronder loonspecificaties en werkgeversverklaringen, en dat zij wist dat haar medeverdachte onvoldoende inkomen had om een hypotheek te verkrijgen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, ondanks de verdediging die stelde dat er geen sprake was van oplichting omdat de bank niet meer werd bewogen tot afgifte van een hypotheek.

De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, rekening houdend met het blanco strafblad van de verdachte en haar beperktere rol in de fraude. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in schriftelijke stukken. De beslissing berust op de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van wat meer of anders was ten laste gelegd en verklaarde dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert van medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-327218-20
vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. Bals, advocaat te Kloetinge

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.F.J. Wiegant, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte in de periode van 25 september 2018 tot en met 14 juni 2019 met anderen ter verkrijging van een hypotheek, gebruik heeft gemaakt van valse documenten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Verdachte wist dat [medeverdachte] onvoldoende inkomen genereerde om een hypotheek te verkrijgen maar heeft desondanks wel stukken ondertekend, zou moeten liegen als er vragen zouden worden gesteld en zegt ook niets op het moment dat zij weet dat de stukken vals zijn. Er is in ieder geval sprake geweest van voorwaardelijk opzet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
Verdachte heeft bij de notaris documenten getekend, maar op dat moment wordt de bank niet meer bewogen tot afgifte van een hypotheek en kan er geen sprake meer van oplichting zijn. De verdediging verwijst hierbij onder meer naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2016:5262). Dat verdachte voorafgaande aan het bezoek bij de notaris een formulier heeft ondertekend dat verband hield met de woning, terwijl zij geen salarisstroken of een werkgeversverklaring had gezien, maakt niet dat zij kennis had van de valse documenten en daarmee opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, mee heeft gewerkt aan het verkrijgen van een hypothecaire lening.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat medeverdachte [medeverdachte] ter verkrijging van een hypotheek in strijd met de waarheid loonspecificaties en werkgeversverklaringen heeft opgemaakt. Op de bankrekening van verdachte zijn in de periode van mei 2018 tot en met oktober 2018 bijschrijvingen van geldbedragen te zien die loonbetalingen zouden betreffen, terwijl dit in werkelijkheid geen loonbetalingen waren.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte op 17 oktober 2018 de hypotheekofferte heeft getekend. Deze heeft zij getekend, zo verklaarde verdachte ter zitting, omdat [medeverdachte] haar dit vroeg. Zij wist dat het huis ook op haar naam moest komen te staan, omdat haar echtgenoot te weinig inkomen had om de woning alleen te kunnen kopen. Zij wist dat ze een of meer documenten tekende die te maken hadden met de aankoop van een woning. Voorafgaande aan het bezoek bij de notaris heeft [medeverdachte] verdachte geïnstrueerd wat ze moest zeggen bij eventuele vragen over werk. Zij moest onder meer zeggen dat zij werkte, terwijl zij wist dat zij niet werkte.
Deze feiten en omstandigheden in samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft, ook al is niet uitgesloten, dat zij de voor de aanvraag van de hypothecaire lening gebruikte werkgeversverklaringen en salarisstroken niet kende, minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op het gebruik van de valse documenten.
Door geen afstand te nemen, maar zonder vragen te doen wat [medeverdachte] haar zei en vroeg, heeft zij, willens en wetens, de aanmerkelijke kans aanvaard dat er gebruik werd gemaakt van valse documenten ter verkrijging van een hypothecaire lening op haar naam.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 25 september 2018 tot en met 4 juni 2019 te Nieuwkuijk en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse documenten, te weten:
- een salarisspecificatie/loonstrook van september 2018 en een werkgeversverklaring, (beide) van het [bedrijf 1] , gevestigd op het [adres bedrijf 1] , en
- een salarisspecificatie/loonstrook van september 2018 en/een werkgeversverklaring, (beide) van het [bedrijf 2] , gevestigd op het [adres bedrijf 2] , zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, terwijl zij en haar mededader wisten althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat voornoemde documenten bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruikmaken uit het overleggen van voornoemde documenten aan het bedrijf [bank] , voor het verkrijgen van een hypotheek voor de woning aan de [adres woning] ,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- verdachte en haar medeverdachte (ten tijde van de datum zoals vermeld op de
salarisspecificaties/loontroken niet werkzaam waren en zijn geweest bij de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en
- de betalingen die verdachte en haar mededader hebben genoten van de
bedrijf(ven) [bedrijf 1] [bedrijf 2] niet zijn geweest in verband met de door verdachten bij de voornoemde bedrijven verrichtte werkzaamheden in
dienstverband;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met haar echtgenoot en medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte ter verkrijging van een hypothecaire lening van € 500.000,-. Hiermee heeft zij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming. Verdachte heeft bij haar handelen geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving. Ogenschijnlijk zonder ergens bij stil te staan, heeft verdachte hiermee een behoorlijk hoge hypothecaire lening verkregen die zonder de fraude niet zou zijn verstrekt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, en haar beperktere rol. Haar echtgenoot heeft het voortouw genomen bij de fraude maar verdachte had hem niet haar medewerking moeten verlenen.
Alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van 60
dagen;.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2022.