ECLI:NL:RBZWB:2022:7037
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake waarde onroerende zaken
Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de heffingsambtenaar over de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld krachtens de Wet waardering onroerende zaken. De heffingsambtenaar heeft op 17 mei 2022 alsnog een uitspraak op bezwaar gedaan, waar de belanghebbende zich in kon vinden, waarna hij zijn beroep heeft ingetrokken. De belanghebbende verzocht de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van de belanghebbende, wat aanleiding geeft om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,-, conform het standpunt van de heffingsambtenaar, en heeft tevens bepaald dat de heffingsambtenaar verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.