ECLI:NL:RBZWB:2022:7036
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet voor de jaren 2018 en 2019
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende uit Duitsland tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) voor de jaren 2018 en 2019. De inspecteur van de belastingdienst had op 21 april 2021 aanslagen opgelegd voor het jaar 2018, waarbij ook een verzuimboete was opgelegd. De belanghebbende had op 20 mei 2021 alsnog aangifte gedaan, maar deze werd door de inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift dat niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Voor het jaar 2019 had de belanghebbende op 19 februari 2021 aangifte gedaan, waarna op 21 april 2021 een aanslag werd opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 behandeld, maar de belanghebbende was niet verschenen. De rechtbank had de belanghebbende tijdig uitgenodigd voor de zitting, maar de uitnodigingen waren ongeopend retour ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende correct was uitgenodigd.
Wat betreft het jaar 2018 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, omdat de inspecteur ter zitting had aangegeven dat er aanleiding was voor vernietiging van de aanslagen en de boete. Voor het jaar 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat de aanslag een nihilaanslag was en dat de belanghebbende geen gronden had aangevoerd die haar in een betere positie konden brengen. Het beroep voor 2019 werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 49,- aan de belanghebbende te vergoeden.