ECLI:NL:RBZWB:2022:7036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
BRE-21-4923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet voor de jaren 2018 en 2019

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende uit Duitsland tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) voor de jaren 2018 en 2019. De inspecteur van de belastingdienst had op 21 april 2021 aanslagen opgelegd voor het jaar 2018, waarbij ook een verzuimboete was opgelegd. De belanghebbende had op 20 mei 2021 alsnog aangifte gedaan, maar deze werd door de inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift dat niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Voor het jaar 2019 had de belanghebbende op 19 februari 2021 aangifte gedaan, waarna op 21 april 2021 een aanslag werd opgelegd.

De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 behandeld, maar de belanghebbende was niet verschenen. De rechtbank had de belanghebbende tijdig uitgenodigd voor de zitting, maar de uitnodigingen waren ongeopend retour ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende correct was uitgenodigd.

Wat betreft het jaar 2018 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, omdat de inspecteur ter zitting had aangegeven dat er aanleiding was voor vernietiging van de aanslagen en de boete. Voor het jaar 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat de aanslag een nihilaanslag was en dat de belanghebbende geen gronden had aangevoerd die haar in een betere positie konden brengen. Het beroep voor 2019 werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 49,- aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4923 en 21/4924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , Duitsland, belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Bezwaar
2018 (BRE 21/4923)
Met dagtekening 21 april 2021 heeft de inspecteur aan belanghebbende aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd met aanslagnummers [aanslagnummer] H.86. en [aanslagnummer] W.86.01.4. Bij de aanslag IB/PVV 2018 is ook een verzuimboete opgelegd.
Belanghebbende heeft met dagtekening 20 mei 2021 per post alsnog aangifte gedaan. Bij de Belastingdienst staat geregistreerd dat deze aangifte op 7 juni 2021 is binnengekomen. Deze aangifte heeft de inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de opgelegde aanslagen.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 30 juni 2021 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn, en omdat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De inspecteur heeft het bezwaar ambtshalve beoordeeld en afgewezen.
2019 (BRE 21/4924)
Belanghebbende heeft met dagtekening 19 februari 2021 aangifte gedaan.
Met dagtekening 21 april 2021 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] H.96..
Beroep
Bij brief van 5 november 2021 is belanghebbende in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar over het jaar 2018 en tegen de opgelegde aanslag over het jaar 2019.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 op zitting behandeld. Belanghebbende is, zonder kennisgeving, niet verschenen. De rechtbank heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 september 2022 uitgenodigd voor zitting. Omdat bij controle van de Track&Trace gegevens van PostNL niet duidelijk was of de brief was aangekomen is op 21 oktober 2022 een afschrift van de uitnodiging nogmaals aan belanghebbende verzonden per aangetekende post én per gewone post. De aangetekende zendingen van 23 september 2022 en 21 oktober 2022 zijn ongeopend ter griffie retour ontvangen. Alle zendingen zijn verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd.

Overwegingen

Jaar 2018
De inspecteur heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat aanleiding bestaat voor vernietiging van de aanslagen alsmede de bij beschikking opgelegde boete.
De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te beslissen. Het beroep is in zoverre gegrond.
Jaar 2019
Omdat de inhoud van het beroepschrift van belanghebbende in (zeer) beperkte mate ook ziet op 2019, is door de rechtbank ook voor het jaar 2019 een zaak aangemaakt. De rechtbank ziet aanleiding om direct zelf in die zaak te voorzien. De aanleiding hiervoor is dat de rechtbank uit het beroepschrift afleidt dat belanghebbende rechtstreeks beroep heeft willen instellen tegen de aanslag IB/PVV 2019, en de inspecteur daartegen geen bezwaren heeft geuit en inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
De rechtbank overweegt dat de aanslag IB/PVV 2019 een nihilaanslag is. Belanghebbende heeft inzake die kwestie verder geen gronden aangevoerd die haar in een betere positie kunnen brengen. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Omdat de rechtbank het beroep inzake de aanslagen IB/PVV en Zvw 2018 gegrond verklaart, moet verweerder aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de aanslagen voor het jaar 2018;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de aanslag IB/PVV 2018 en de daarbij vastgestelde boete, alsmede de aanslag Zvw 2018 vast op nihil;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag IB/PVV 2019 ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.