In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De eiser had een lening aangevraagd op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor bedrijfskapitaal, maar het college had deze lening slechts gedeeltelijk goedgekeurd. De eiser had een lening van € 10.157,- aangevraagd, maar het college had slechts € 2.020,45 verstrekt, omdat de eiser niet kon aantonen dat hij voor de overige kosten, zoals opleidingskosten en autokosten, lopende verplichtingen had. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen het primaire besluit ongegrond, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 20 januari 2022 was de eiser niet aanwezig, maar het college was vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de aanvraag van de lening bij de eiser lag en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor de kosten die hij claimde. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had geweigerd om de lening voor de opleidingskosten, autokosten en een deel van de deurwaarderskosten toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werden geen proceskosten vergoed.