ECLI:NL:RBZWB:2022:6965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
21/2700 tot en met 21/2703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd voor verschillende periodes, welke door belanghebbende als ongegrond werden betwist. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bezwaren terecht ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende, houder van een Audi A3 en een Suzuki motor, had niet tijdig de verschuldigde belasting voldaan. De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien de wet bepaalt dat de houder van een motorrijtuig verantwoordelijk is voor het betalen van de belasting. De argumenten van belanghebbende, waaronder de noodzaak van een contract met de inspecteur en de verrekening met een geboortetrust, worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/2700 tot en met 21/2703
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 22 juni 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (de naheffingsaanslagen) opgelegd:
Nummer
Periode
Zaaknummer
[aanslagnummer] .Y.0
30 augustus 2020 tot en met 29 november 2020
21/2703
[aanslagnummer] .Y.1
15 januari 2021 tot en met 14 april 2021
21/2702
[aanslagnummer] .Y.02
30 november 2020 tot en met 27 februari 2021
21/2701
[aanslagnummer] .Y.03
15 oktober 2020 tot en met 14 januari 2021
21/2700
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Belanghebbende heeft daarmee ingestemd en de inspecteur heeft niet om een zitting gevraagd. Om die reden heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is sinds 30 augustus 2016 houder van een auto van het merk en type Audi A3 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de auto). Daarnaast is belanghebbende sinds 15 juli 2020 houder van een motor van het merk Suzuki met kenteken [kenteken 2] (hierna: de motor).
2.2.
De Belastingdienst was in de periode van 15 juli 2020 tot 28 januari 2021 gemachtigde om via automatische incasso de verschuldigde motorrijtuigenbelasting van belanghebbende te innen. Op 28 januari 2021 is de automatische incasso beëindigd vanwege een overschrijding van het maximaal toegestane aantal storneringen binnen een jaar.
2.3.
Voor de gestorneerde bedragen zijn door de inspecteur aan belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht de bezwaren ongegrond heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. Volgens de wet wordt namelijk motorrijtuigenbelasting geheven van degene die bij aanvang van een tijdvak een motorrijtuig houdt. [1] De houder is zelf verantwoordelijk voor het tijdig betalen van de verschuldigde belasting. [2] Vast staat dat belanghebbende houder van de auto is. Vast staat ook dat belanghebbende niet (tijdig) de verschuldigde belasting heeft voldaan ten aanzien van de tijdvakken die in geschil zijn. De inspecteur heeft dan ook terecht naheffingsaanslagen opgelegd.
3.4.
De argumenten die belanghebbende aanvoert tegen de opgelegde naheffingsaanslagen, worden door de rechtbank verworpen. Die argumenten kunnen namelijk niet tot de conclusie leiden dat de inspecteur onjuist uitvoering heeft gegeven aan de bepalingen van de Wet MRB. De argumenten van belanghebbende zijn – samengevat –dat (i) er een contract met de inspecteur nodig is voor de heffing van belasting, (ii) dat de verschuldigde belasting verrekend moet worden met de individuele geboortetrust van belanghebbende en (iii) dat er (onder andere) een beroep wordt gedaan op het ‘Exoneratie-arrest’ van de ‘Hoge Raad van de Kinderen aan de Hoge Raad Der Nederlanden’, de Universele Rechten van de Mens en het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer en de ‘Motu Propio’.
3.5.
Belanghebbende miskent hiermee dat (i) belastingen worden geheven uit hoofde van de Grondwet en de daarop gebaseerde wetgeving, (ii) de door belanghebbende gewenste verrekening als zodanig niet tot een verlaging van de naheffingsaanslagen kan leiden en (iii) de door belanghebbende aangehaalde rechterlijke colleges en bepalingen niet bestaand dan wel niet van toepassing zijn.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

5.1.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 23 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (de Wet MRB).
2.Dit vloeit voort uit artikel 14 van de Wet MRB.