In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd voor verschillende periodes, welke door belanghebbende als ongegrond werden betwist. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bezwaren terecht ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende, houder van een Audi A3 en een Suzuki motor, had niet tijdig de verschuldigde belasting voldaan. De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien de wet bepaalt dat de houder van een motorrijtuig verantwoordelijk is voor het betalen van de belasting. De argumenten van belanghebbende, waaronder de noodzaak van een contract met de inspecteur en de verrekening met een geboortetrust, worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.