ECLI:NL:RBZWB:2022:6958
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 30 april 2021 een waarde-beschikking voor het jaar 2021 verzonden, waarbij de waarde van de woning van belanghebbende was vastgesteld op € 270.000. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd tot € 265.000, maar belanghebbende ging in beroep omdat hij meende dat de WOZ-waarde te hoog was in vergelijking met soortgelijke woningen in de straat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woningen met even en oneven huisnummers in de straat nagenoeg identiek zijn qua bouwjaar en woonoppervlakte. Belanghebbende voerde aan dat de meeste vergelijkbare woningen een lagere WOZ-waarde hadden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de hogere waardering van de woning van belanghebbende en dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning moest worden verlaagd naar € 238.000, wat ook de aanslag onroerendezaakbelastingen beïnvloedde.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moest vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.