AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 met betrekking tot specifieke zorgkosten
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 7 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaarde. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.510. Belanghebbende had echter een lager verzamelinkomen van € 30.591 opgegeven in zijn aangifte. De rechtbank heeft op 17 november 2022 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende zich afmeldde voor de zitting, maar de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs.
De rechtbank oordeelt dat het hoorrecht van belanghebbende is geschonden, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden in de bezwaarfase. Dit gebrek kan niet worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat belanghebbende hierdoor is benadeeld. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en oordeelt dat de definitieve aanslag IB/PVV 2018 te hoog is vastgesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek in verband met specifieke zorgkosten, waaronder uitgaven voor hulpmiddelen, genees- en heelkundige hulp, en extra gezinshulp.
De rechtbank stelt de aftrekbare uitgaven voor specifieke zorgkosten vast op € 8.405, wat leidt tot een nieuw belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.156. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Voetnoten
1.Artikel 7:2, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht
2.Paragraaf 9, eerste lid, Besluit Fiscaal Bestuursrecht
3.Paragraaf 9, tweede lid, Besluit Fiscaal Bestuursrecht
4.Artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht.
5.Artikel 6.17, eerste lid, sub a Wet IB 2001.
6.Artikel 6.17, eerste lid, sub d Wet IB 2001.
7.Artikel 6.18, eerste lid, sub e Wet IB 2001.
8.Artikel 6.17, vijfde lid, Wet IB 2001.
9.Artikel 6.17, derde lid, Wet IB 2001.
10.Artikel 6.17, vierde lid, Wet IB 2001.
11.Artikel 6.18, sub d en sub i Wet IB 2001.
12.Artikel 6.17, derde lid, Wet IB 2001.