ECLI:NL:RBZWB:2022:6917

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
02-337991-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Prenger
  • mr. Brouwer
  • mr. Verschueren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cybercriminaliteit en oplichting via Anydesk, met computervredebreuk en witwassen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2022, is de verdachte beschuldigd van cybercriminaliteit, specifiek Anydeskfraude, oplichting, computervredebreuk en witwassen. De verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, werd bijgestaan door raadsman mr. B. Hartman. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 7 november 2022, waar de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte drie feiten: oplichting van meerdere slachtoffers, computervredebreuk en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over de beschuldigingen. De rechtbank achtte de oplichting en computervredebreuk wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op aangiften, bekennende verklaringen van de verdachte en bewijsstukken zoals in beslag genomen telefoons en luxe goederen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en verklaarde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade aan de benadeelde partijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen van goederen die afkomstig waren van zijn misdrijven. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die vaak op leeftijd waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-337991-21
vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen locatie Norgerhaven te Veenhuizen
raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met een of meer anderen een groot aantal personen heeft opgelicht;
feit 2:samen met een of meer anderen diverse keren computervredebreuk heeft gepleegd;
feit 3:zich samen met één of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.
De verdediging heeft verzocht om de dagvaarding partieel nietig te verklaren. In de tenlastelegging zijn onder feit 3 [merk Sneakers] , [merk schoenen] en een [merk jas] opgenomen. Omdat er echter meerdere van dit soort goederen in beslag zijn genomen, is onvoldoende duidelijk welke goederen justitie precies bedoelt en waartegen verdachte zich moet verdedigen.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een omvangrijk dossier dat op onderdelen aan overzichtelijkheid te wensen overlaat. De rechtbank is echter van oordeel dat de tenlaste-legging, wanneer deze in samenhang met het dossier wordt gelezen, niet zodanig onduidelijk is dat moet worden geoordeeld dat het voor verdachte niet meer duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. In verschillende processen-verbaal komen de door de raadsman genoemde en in de tenlastelegging opgenomen goederen terug. De rechtbank zal het verzoek van de verdediging om de dagvaarding partieel nietig te verklaren dan ook afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoende feitelijk omschreven is en ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , alsmede aan computervredebreuk. Ook het onder feit 3 tenlastegelegde gewoontewitwassen acht de officier van justitie bewezen. Hij baseert zich daartoe op de aangiften, de bekennende verklaring van verdachte, de bevindingen van de politie betreffende de inbeslaggenomen telefoons en overige gegevensdragers en de bij de doorzoeking aangetroffen luxe goederen en het contante geld. De overige aangiften dragen wat de officier van justitie betreft wel bij aan het beeld wat uit het dossier over verdachte naar voren komt, maar voor deze feiten is onvoldoende bewijs voorhanden om tot een veroordeling te kunnen komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de oplichting en computervredebreuk voor zover die zien op de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van de overige feiten moet worden vrijgesproken dan wel dat deze niet als strafbaar feit kunnen worden gekwalificeerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Partiële vrijspraak feiten met betrekking tot aangevers [aangever 1] en [aangever 2]
Van de ten laste gelegde feiten die zien op de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] zal de rechtbank verdachte vrijspreken. De datum waarop het feit heeft plaatsgevonden waarvan [aangever 1] aangifte heeft gedaan, ligt buiten de ten laste gelegde periode en de modus operandi van het feit waarvan [aangever 2] aangifte heeft gedaan, wijkt zo sterk af van de modus operandi van de overige feiten dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. De rechtbank acht deze feiten derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.
Aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]
De rechtbank acht de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten met betrekking tot de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring die verdachte hierover ter terechtzitting en in zijn brief heeft afgelegd.
Overige (21) aangevers
Inleiding
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte en de woning van de vriendin van verdachte op 22 februari 2022 zijn naast diverse luxe goederen, contant geld en gegevensdragers ook meerdere mobiele telefoons aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat alle goederen die in beslaggenomen zijn aan hem toebehoren. Verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij het oplichten van de slachtoffers die hierboven zijn genoemd. Naast deze slachtoffers, hebben nog 21 anderen aangifte gedaan van soortgelijke feiten. Deze slachtoffers zijn allen op leeftijd.
Modus operandi
De slachtoffers zijn telefonisch benaderd door de daders. De persoon die belde deed zich voor als een medewerker van een bank. Tegen het slachtoffer werd gezegd dat er door een derde geprobeerd werd om een geldbedrag van hun bankrekening af te schrijven. In een aantal gevallen werd eerst het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen door het delen van persoonlijke gegevens met het slachtoffer. Daarna werd aangegeven dat het slachtoffer geholpen kon worden met het veiligstellen van het geld en het beveiligen van de bankomgeving. Hiervoor werd aan het slachtoffer gevraagd om het programma [naam 1] te downloaden en te installeren. Vervolgens verkregen de daders met dit programma toegang tot de computer van het slachtoffer en konden zij meekijken en de computer overnemen. In een aantal gevallen is gevraagd om een geldbedrag over te maken naar een door verdachte opgegeven bankrekening of werd gesteld dat het geld weggenomen zou worden door hackers die door de beller tegengehouden kon worden. Om deze handelingen te verrichten moesten de slachtoffers inloggen in hun bankomgeving, inloggen op hun randomreader en deze gegevens vervolgens delen met de beller.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft over de werkwijze ten aanzien van de door hem bekende feiten verklaard dat hij deze feiten met andere personen heeft gepleegd. Eén persoon belde het betreffende slachtoffer op en een ander voerde handelingen uit op de computer. Hij zou zijn enkel zijn wifi-hotspot beschikbaar hebben gesteld.
[type gsm 1]
Op de [type gsm 1] van verdachte die tijdens het onderzoek in beslag is genomen zijn screenshots aangetroffen met de bankomgeving en/of persoonsgegevens van de slachtoffers. Ook zijn er gegevens van bankomgevingen aangetroffen van bankrekeningen waar een aantal slachtoffers ( [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] ) geld naar overgemaakt hebben.
[type gsm 2]
Verdachte heeft verklaard dat deze telefoon aan hem toebehoort. Tijdens het onderzoek naar de inbeslaggenomen [type gsm 2] is op 10 augustus 2021 een uitgaande oproep naar het [telefoonnummer] geconstateerd. Dit betreft het vaste telefoonnummer van aangever [aangever 3] . De tijdsduur van deze oproep was 01:59:50 uur.
Aangever [aangever 4] heeft voor € 6400,00 cryptovaluta moeten kopen via [naam 2] . Voor de verificatie van deze transacties is het [e-mailadres] gebruikt. Dit emailadres is aangetroffen in de [type gsm 2] van verdachte.
Verkeer cryptovaluta
Er zijn meerdere bewijsmiddelen in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte de beschikking had over grote hoeveelheden cryptovaluta met een hoge waarde.
Luxe goederen
Er zijn veel luxe goederen (o.a. kleding, tassen en schoenen) en hoge bedragen van contant geld in beslaggenomen tijdens het doorzoeken van de woning van verdachte en de woning van de vriendin van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat zowel de goederen als het geld dat in beslag is genomen aan hem toebehoren. Verdachte heeft verder verklaard dat hij ten tijde van de ten laste gelegde periode een bijstandsuitkering ontving.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de 21 overige aangevers eveneens slachtoffer zijn geworden van oplichting en computervredebreuk en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook bij het plegen van deze delicten betrokken is geweest. Zij komt tot dit oordeel aangezien de wijze waarop de slachtoffers zijn bewogen tot afgifte zeer specifiek en kenmerkend is en nagenoeg exact overeenkomt met de manier waarop dit gebeurde in de zaken waar verdachte zijn betrokkenheid wel heeft erkend. Daarnaast zijn in de telefoon van verdachte ( [type gsm 1] ) persoonlijke gegevens van alle 21 slachtoffers aangetroffen en had verdachte veel luxe goederen met een aanzienlijke waarde in zijn bezit, alsmede grote bedragen contant geld. Ook had hij veel cryptovaluta tot zijn beschikking. De legale inkomsten die verdachte in en voor de bewezenverklaarde periode had, alsmede de geldbedragen die hij volgens zijn eigen verklaring had ontvangen voor de feiten waar hij wel bij betrokken is geweest, zijn hiervoor geen afdoende verklaring. Ten slotte blijkt ten aanzien van aangevers [aangever 4] en [aangever 3] de betrokkenheid van verdachte uit het onderzoek dat heeft plaatsgevonden aan de [type gsm 2] van verdachte.
Verklaring verdachte en alternatief scenario
Verdachte heeft ontkend bij de 21 overige aangiftes betrokken te zijn geweest. Ter zitting
heeft hij verklaard dat hij deelnam aan een groep op [chatnaam] waar onder andere een script voor een mogelijke handelswijze bij oplichting en persoonlijke gegevens van potentiële slachtoffers werden gedeeld. Van deze persoonlijke gegevens heeft verdachte screenshots gemaakt omdat een gedeelde afbeelding op [chatnaam] snel weer verdwijnt. Hij maakte deze screenshots omdat hij overwoog om personen te gaan oplichten. Verdachte is betrokken geweest bij de zeven feiten die hij heeft bekend, maar niet bij de andere feiten waarvan aangifte is gedaan en waarvan gegevens van de slachtoffers op zijn telefoon zijn aangetroffen. Er waren meerdere personen actief in de [chatnaamgroep] en zij hebben dezelfde gegevens ontvangen als verdachte. Mogelijk hebben zij deze slachtoffers opgelicht, aldus verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte pas een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd nadat alle onderzoeksgegevens bekend waren en hij deze uitvoerig met zijn advocaat heeft kunnen bespreken. Daarnaast is de verklaring van verdachte over de [chatnaamgroep] niet of nauwelijks te controleren omdat verdachte enkel over zichzelf wil verklaren. De rechtbank is van oordeel dat deze factoren afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Daarnaast heeft verdachte geen sluitende verklaring kunnen geven voor de hoeveelheid luxegoederen en contante geldbedragen die bij de doorzoekingen zijn aangetroffen. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij de op zijn telefoon aangetroffen screenshots heeft opgeslagen om hiermee - mogelijk - strafbare feiten te gaan plegen. Het komt de rechtbank dan niet aannemelijk voor dat hij, wanneer deze mensen daadwerkelijk slachtoffer worden van oplichting en computervredebreuk, hier geen betrokkenheid bij heeft gehad. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesterkt nu voor een paar aangiftes geldt dat deze op dezelfde dag en binnen hetzelfde tijdslot zijn gepleegd. Dat een volledig andere dadergroep die helemaal losstaat van verdachte op hetzelfde tijdstip en met exact dezelfde modus operandi personen zou hebben proberen op te lichten waarvan de persoonlijke gegevens op de telefoon van verdachte staan, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Het alternatieve scenario zal dan ook terzijde worden geschoven.
Feit 3: witwassen
De rechtbank overweegt dat zij op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in de ten laste gelegde periode de onder feit 3 genoemde goederen voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven. Verdachte heeft bekend dat hij bij een aantal van de hem ten laste gelegde feiten betrokken is geweest en hier geldelijke vergoedingen voor heeft gehad. Hij heeft voorts verklaard dat hij deze geldbedragen heeft gebruikt om (een deel van) de goederen die onder feit 3 worden genoemd aan te schaffen. Op basis van deze feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat het in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag van € 44.894,41, de merkschoenen ( [merk Sneakers] , [merk 1] , [merk 2] ), de merktas ( [merk 3] ), de merkkleding ( [merk 4] jas, [merk 5] ), het horloge ( [merk 6] ), de telefoon van het merk [merk 7] , het geldbedrag van 390 euro (ivm het laten tunen van de VW Golf), het geldbedrag van 1.325 euro (voor de aanschaf van een bril merk [merk 8] bij [naam Optiek] ) en de drie [merk 9] laptops en de [merk iphone] (gekocht bij [bedrijf] ) van enig (te weten: eigen) misdrijf afkomstig zijn.
Met betrekking tot het [merk 10] horloge en de [merk schoenen] schoenen overweegt de rechtbank dat dit goederen zijn die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Wanneer iemand van jonge leeftijd zonder bijkomende feiten en omstandigheden dergelijke goederen in zijn bezit heeft, ontstaat gerechtvaardigd een vermoeden van witwassen en mag van iemand een deugdelijke verklaring worden verwacht die concreet en enigszins verifieerbaar is. Verdachte heeft verklaard dat hij het [merk 10] horloge en de [merk schoenen] schoenen al had voordat de onderhavige strafbare feiten werden gepleegd en dat hij lang voor het [merk 10] horloge heeft gespaard. De rechtbank is van oordeel dat dit geen afdoende verklaring is voor het in bezit hebben van deze zeer prijzige goederen. De rechtbank betrekt bij dat oordeel het feit dat verdachte op het moment van zijn aanhouding enkel een bijstandsuitkering ontving en daarvoor blijkens zijn eigen verklaring in de productie werkte. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het [merk 10] horloge en de [merk schoenen] schoenen afkomstig zijn van enig misdrijf.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode 6 augustus 2021 tot en met 6 januari 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een groot aantal personen (de personen waarvan de aangiftes
zijnopgenomen in het dossier vanaf pagina 863 tot en met 1118) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten onder andere:
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5] ,
door
- te bellen naar de telefoonnummers van
deslachtoffers en/of
- zich voor te doen als ware hij, verdachte of zijn medeverdachte, een
medewerker van de bank en/of
- vervolgens te zeggen dat er (zojuist) (mogelijk) getracht was om geld
van de rekening van het slachtoffer te halen en/of dat verdachte en/of
zijn medeverdachte een (mogelijk) dubieuze transactie had(den)
tegengehouden en/of
- te zeggen dat er wat nadere dingen geregeld moeten worden om het
geld van het slachtoffer veilig te stellen en/of
- vervolgens te vragen of het slachtoffer wil inloggen op zijn
bankrekening en/of daarbij het programma [naam 1] te downloaden,
zodat verdachte en/of zijn medeverdachte (live) kan/kunnen meekijken
en/of de computer van het slachtoffer kan/kunnen overnemen en/of
- vervolgens te vragen of het slachtoffer een geldbedrag wil
overmaken naar een andere door verdachte en/of zijn medeverdachte
opgegeven vertrouwde bankrekening en/of
- inloggegevens in te vullen op de RandomReader en/of inloggegevens
te delen met de persoon aan de telefoon;
waardoor voornoemde slachtoffers zijn bewogen tot de bovenomschreven afgifte;
2
in de periode 6 augustus 2021 tot en met 6 januari 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten het computersysteem van de aangevers zoals genoemd in het dossier, is binnengedrongen
door een technische ingreep, te weten het installeren van het programma [naam 1] , en
door het aannemen van een valse hoedanigheid
3
in de periode 1 januari 2021 tot en met 22 februari 2022 in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft verdachte in voornoemde periode voorwerpen, te weten
- geldbedragen uit oplichting tot een bedrag van € 44.894,41 en
- merkschoenen ( [merk Sneakers] sneakers, [merk schoenen] , [merk 1] , [merk 2] )
en
- merktassen ( [merk 1] , [merk 3] ) en
- merkkleding ( [merk 4] jas, [merk 5] ) en
- horloges ( [merk 10] , [merk 6] ) en
- een telefoon van het merk [merk 7] en
- een geldbedrag van 390 euro( ivm laten tunen VW Golf) en
- een geldbedrag van 1.325 euro (voor de aanschaf van een bril merk [merk 8] bij
[naam Optiek] ) en
- drie [merk 9] laptops en een [merk iphone] (gekocht bij [bedrijf] )
verworven en/of voorhanden gehad terwijl hij wist dat
dezevoorwerp
en– onmiddellijk of middellijk – afkomstig
warenuit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat onder feit 3 enkel het opzetwitwassen en gewoontewitwassen ten laste zijn gelegd. Eenvoudig witwassen is niet aan verdachte ten laste gelegd. Omdat de aangetroffen goederen van eigen misdrijf afkomstig zijn, kan het feit niet worden gekwalificeerd en dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervol-ging terzake het hem verweten witwassen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de strafbaarheid van het feit geen standpunt ingenomen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie de tenlastelegging ter zitting heeft gewijzigd, in die zin dat onder feit 3 niet langer het eenvoudig witwassen ten laste is gelegd, maar het klassiek witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de kwalificatie van dit feit dan ook tegen die achtergrond beoordelen.
Gelet op de in de bewijsmiddelen omschreven rol van verdachte staat voor de rechtbank vast of is het in ieder geval zeer aannemelijk dat het in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag van € 44.894,41, de merkschoenen ( [merk Sneakers] sneakers, [merk 1] , [merk 2] ), de merktas ( [merk 3] ), de merkkleding ( [merk 4] jas, [merk 5] ), het horloge ( [merk 6] ), de telefoon van het merk [merk 7] , het geldbedrag van 390 euro (ivm het laten tunen van de VW Golf), het geldbedrag van 1.325 euro (voor de aanschaf van een bril merk [merk 8] bij [naam Optiek] ) en de drie [merk 9] laptops en de [merk iphone] (gekocht bij [bedrijf] ) afkomstig zijn uit eigen misdrijf, zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad omtrent witwassen (o.a. HR 14 april 2015, ECLI:HR:2015:950). Nu er ten aanzien van het verwerven en voorhanden hebben van deze goederen geen sprake is van gedragingen van verdachte die ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verborgen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan het bewezenverklaarde feit in zoverre niet als (klassiek) witwassen worden gekwalificeerd. Het feit dat verdachte van de door hem uit eigen misdrijf verkregen geldbedragen goederen heeft aangeschaft, is in dat kader, zonder aanvullende feiten en omstandigheden, niet voldoende.
Met betrekking tot het [merk 10] horloge en de [merk schoenen] heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij deze reeds in zijn bezit had voordat de onderhavige strafbare feiten zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan met betrekking tot deze goederen daarom niet de conclusie worden getrokken dat deze afkomstig zijn uit eigen misdrijf en kan het (klassiek) witwassen daarvan wel worden gekwalificeerd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door de officier van justitie geëiste straf veel te hoog is. Gelet op het feit dat verdacht first offender is en gezien de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, verzoekt de verdediging bij een veroordeling aan verdachte een lagere straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich met een aantal onbekend gebleven mededaders schuldig gemaakt aan oplichting en computervredebreuk, waarvan 28 personen het slachtoffer zijn geworden. Door zich voor te doen als een bankmedewerker die de slachtoffers wilde helpen bij het voorkomen van fraude, heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers proberen te winnen en hen op het verkeerde been gezet. De slachtoffers waren bijna allemaal op leeftijd en daardoor kwetsbaar. De rechtbank rekent verdachte zijn doortrapte en stelselmatige wijze van handelen aan. Uit de toelichtingen bij de vorderingen benadeelde partij volgt dat verdachte en zijn mededaders bij de slachtoffers veel stress en angst hebben veroorzaakt en hun vertrouwen in hun medemens en in het digitale bankverkeer hebben geschaad. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
De rechtbank acht de onderhavige feiten ernstig. Met name de oplichtingen en de computervredebreuk zijn op een geraffineerde wijze uitgevoerd. Daarnaast heeft verdachte deze feiten maar liefst 28 keer gepleegd. Hij en zijn mededaders waren uit op (zeer) hoge geldbedragen en hebben enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Ten slotte leiden feiten als deze tot grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat met betrekking tot de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten sprake is van een eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde gedragingen leveren immers een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt gemaakt kan worden. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank laat bij de bepaling van de strafmaat de proceshouding van verdachte meewegen. Hoewel verdachte zich als een coöperatieve en berouwvolle verdachte heeft voorgedaan ter terechtzitting, is de rechtbank verre van overtuigd van zijn oprechtheid en authenticiteit. Zijn verklaring en houding komen berekenend voor. Verdachte heeft alleen de feiten bekend die hij niet meer op een enigszins geloofwaardige wijze kon ontkennen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de documentatie van verdachte. Hij is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 21 oktober 2022.
De rechtbank is van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van de feiten. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen reden voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.

7.De benadeelde partij

7.1
Algemene overwegingen met betrekking tot de gevorderde immateriële schade
Door een aantal benadeelde partijen is een immateriële schadevergoeding gevorderd.
De rechtbank zal deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van hun vorderingen. De rechtbank wil met dit oordeel niets afdoen aan de impact die de strafbare feiten op de benadeelde partijen hebben gehad. Voor de toekenning van een schade-vergoeding vanwege geleden immateriële schade is echter vereist dat op basis van stukken kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvan is in het onderhavige geval onvoldoende gebleken. Daarnaast is geen sprake van strafbare feiten op basis waarvan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon reeds op grond daarvan kan worden aangenomen.
7.2
De vorderingen
7.2.1
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een materiële schadevergoeding van € 139,96 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [benadeelde 1] slachtoffer is. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat tot het verwetene en derhalve niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 139,96.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2.2
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een materiële schadevergoeding van € 9500,00 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [benadeelde 2] slachtoffer is. Deze benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de beoordeling van deze vordering een te zware belasting oplevert voor het strafproces, nu aanvullend onderzoek nodig is. Onderzocht dient te worden of de bank de schade van het slachtoffer inmiddels heeft gecompenseerd. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat nader onderzocht moet worden of de [naam bank] de schade aan de benadeelde partij heeft gecompenseerd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2.3
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een materiele schadevergoeding van € 9500,00 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [benadeelde 3] slachtoffer is. Deze benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de beoordeling van deze vordering een te zware belasting oplevert voor het strafproces, nu aanvullend onderzoek nodig is. Onderzocht dient te worden of de bank de schade van het slachtoffer inmiddels heeft gecompenseerd. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat nader onderzocht moet worden of de [naam bank] de schade aan de benadeelde partij heeft gecompenseerd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2.4
[slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] vordert een schadevergoeding van € 1091,51 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [slachtoffer 10] slachtoffer is. Deze benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt – onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad (arrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793) – dat immateriële schade in het geval van vermogenscriminaliteit enkel in zeer bijzondere gevallen kan worden toegewezen. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De gevorderde materiële schade staan in een te ver verwijderd verband tot de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat een bedrag tot € 90,00 voor het maken van een back-up en het overzetten van data toewijsbaar is. De opgevoerde kosten van beveiligingssoftware € 100,00 acht de rechtbank niet toewijsbaar nu dit onvoldoende in verband staat met de strafbare feiten. Deze handeling ziet immers op het voorkomen van soortgelijke feiten in de toekomst.
De opgevoerde kosten voor de inktcartridges (€ 34,95) acht de rechtbank toewijsbaar en in een voldoende verband met de bewezenverklaarde feiten.
De opgevoerde reiskosten acht de rechtbank niet toewijsbaar.
Immateriële schade
Zoals hiervoor is overwogen onder 7.1, zal het verzoek om vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 124,95 toewijsbaar is en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2.5
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.215,00 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat zowel de materiële als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in deze vordering.
De verdediging stelt zich op het standpunt – onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad – dat immateriële schade in het geval van vermogenscriminaliteit enkel in zeer bijzondere gevallen kan worden toegewezen. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De gevorderde materiële schade is op geen enkele wijze onderbouwd. De benadeelde partij dient dan ook in de vordering voor zowel de materiële als de immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding voor de belkosten acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 15,00. Hoewel deze kosten niet zijn onderbouwd met stukken, acht de rechtbank dit een alleszins redelijke vergoeding voor de belkosten die benadeelde heeft gemaakt in verband met de feiten. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De overige materiële schade is naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd zodat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Immateriële schade
Zoals hiervoor is overwogen onder 7.1, zal het verzoek om vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 15,00 toewijsbaar is en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2.6
[aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 550,00 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [slachtoffer 10] slachtoffer is. Deze benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt – onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad – dat immateriële schade in het geval van vermogenscriminaliteit enkel in zeer bijzondere gevallen kan worden toegewezen. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De gevorderde materiële schade is verder onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Hoewel de opgevoerde telefoonkosten van € 25,00 niet zijn onderbouwd met stukken, acht de rechtbank dit een alleszins redelijke vergoeding voor de belkosten die benadeelde heeft gemaakt in verband met de feiten. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd. Tevens blijkt niet wat voor reiskosten dit betreffen zodat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Immateriële schade
Zoals hiervoor is overwogen onder 7.1, zal het verzoek om vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 15,00 toewijsbaar is en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander/anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2.7
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 500,00 voor feit 1 en 2.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor de strafbare feiten die gepleegd zijn waarvan [slachtoffer 10] slachtoffer is. Deze benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan stelt de verdediging zich op het standpunt – onder verwijzing naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad – dat immateriële schade in het geval van vermogenscriminaliteit enkel in zeer bijzondere gevallen kan worden toegewezen. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Zoals hiervoor is overwogen onder 7.1, zal de rechtbank het verzoek om vergoeding van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
7.2.8
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 1450,00 voor feit 1 en 2.
Zowel de verdediging als de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat deze vordering moet worden afgewezen, omdat de schade reeds door de [naam bank] aan de benadeelde partij is vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering moet worden afgewezen, omdat de schade reeds door de [naam bank] is vergoed.

8.Het beslag

De beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring nu deze grotendeels door middel van en uit de baten van de feiten 1 en 3 zijn verkregen én met een deel van deze voorwerpen de feiten zijn begaan, terwijl deze voorwerpen toebehoren aan verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
De rechtbank overweegt dat er conservatoir beslag is gelegd op goederen die ook op de beslaglijst staan. De rechter-commissaris heeft op 12 juli 2022 een machtiging verleend om het conservatoir beslag op de goederen zoals opgenomen in de vordering van de officier van justitie van 11 juli 2022 te handhaven. Dit betreffen de goederen die op de beslaglijst staan vermeld onder de nummers 13, 15, 16, 19 tot en met 23, 25, 26 en 28 tot en met 36. Nu op deze goederen een conservatoir beslag is gelegd, zal de rechtbank over dit beslag geen beslissing nemen in deze procedure.
De rechtbank is van oordeel dat de overige goederen op de beslaglijst allen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en verdachte deze voorwerpen ten eigen bate kan aanwenden en deze geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten heeft verkregen dan wel deze feiten heeft begaan met behulp van de voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 33, 33a, 36f, 47, 55, 63, 138ab, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder feit 3 bewezen verklaarde geen strafbaar feit is met uitzondering van het [merkhorloge] en de [merk schoenen] en
ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 en 2:
Eendaadse samenloop van:
medeplegen van: Oplichting, meermalen gepleegd, en
medeplegen van: Computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 3:Witwassen, ten aanzien van het [merkhorloge] en de [merk schoenen]
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 12, 14, 17, 18, 24, 27, 37 tot en met 52;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 139,96, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] , € 139,96(feit 1 en 2) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[benadeelde 3]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 124,95, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 november 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 10](feit 1 en 2), € 124,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 november 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 15,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2](feit 1 en 2),
€ 15,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 december 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 25,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 4](feit 1 en 2),
€ 25,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 augustus 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 4]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[slachtoffer 6]
- wijst de vordering van de benadeelde partij af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Brouwer en mr. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 november 2022.