ECLI:NL:RBZWB:2022:6888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
BRE-22_1702
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht en vereiste bezwaarfase in belastingzaak

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende beroep had ingesteld tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. Het beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbende het verschuldigde griffierecht van € 50,- niet tijdig had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de belanghebbende in de gelegenheid had gesteld om het griffierecht te betalen, maar dat de aangetekende brief met deze mededeling ongeopend was terugontvangen. Een tweede poging om de belanghebbende te bereiken met een gewone postbrief was ook niet succesvol, aangezien het griffierecht wederom niet op tijd was voldaan.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de belanghebbende niet eerst bezwaar had gemaakt tegen een eerder genomen verminderingsbeschikking, wat een vereiste is voordat beroep kan worden ingesteld. Hierdoor was het beroep ook in dit opzicht kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de inspecteur, zodat deze het als een bezwaar tegen de verminderingsbeschikking kan behandelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar gemaakt.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en het volgen van de juiste procedure bij het indienen van beroep in belastingzaken. De rechtbank heeft de belanghebbende erop gewezen dat indien men het niet eens is met de uitspraak, men binnen zes weken een verzetschrift kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende 1] , uit [plaats] , belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld betreffende de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2016, met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.67.01.

Overwegingen

Beroepschrift
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 21 juli 2022 belanghebbende in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Uit de basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat belanghebbende ingeschreven staat op dat adres. Daarop is de brief op 17 augustus 2022 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Het beroep is daarom in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.
Bezwaarschrift
Belanghebbende heeft bij het ingediende beroepschrift een afschrift meegezonden van een verminderingsbeschikking met dagtekening 22 februari 2022.
Voor zover belanghebbende hiertegen in beroep wenst te komen oordeelt de rechtbank als volgt.
Voordat beroep kan worden ingesteld, moet eerst bezwaar worden gemaakt. De verplichting eerst bezwaar te maken, is dus als voorwaarde gesteld voor het recht om beroep in te stellen. Uit de stukken is niet vast komen te staan dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de verminderingsbeschikking. Het beroep is daarom ook in zoverre kennelijk niet ontvankelijk.
Nu eerst de bezwaarfase doorlopen moet worden, moet de rechtbank het beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de inspecteur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Die mededeling is hierbij gedaan. Nu deze brief reeds in het bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem deze niet opnieuw doen toekomen, maar volstaan met deze mededeling.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op de brief met dagtekening 23 maart 2022 in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de verminderingsbeschikking.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 18 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.