ECLI:NL:RBZWB:2022:6860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-020471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van goederen

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens goederen, waaronder een paar schoenen, een jas en een contant geldbedrag van € 70,00, in beslag waren genomen. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn raadsman, mr. J.J.J. van Rijsbergen, was aanwezig. De officier van justitie stelde voor dat de jas en het contante geldbedrag aan de klager konden worden geretourneerd, terwijl de schoenen nog onderzocht moesten worden door de politie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de jas en het geld inmiddels was opgeheven en dat deze goederen aan de klager konden worden teruggegeven. Daarom verklaarde de rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor deze goederen. Wat betreft de schoenen oordeelde de rechtbank dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, aangezien het forensisch onderzoek was afgerond en er geen reden was om aan te nemen dat de schoenen nog nodig waren voor een eventuele contra-expertise. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond voor zover het de schoenen betrof en gelastte de teruggave aan de klager.

De beslissing werd genomen door rechter mr. R.P. Broeders en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door zowel het Openbaar Ministerie als de klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/344437-21
rk.nummer: 21-020471
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.J.J. van Rijsbergen, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, ingediend op 28 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 5 april 2022. Gehoord zijn de officier van justitie en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat er onder hem een paar schoenen, een jas en een (contant) geldbedrag ter hoogte van € 70,00 in beslag is genomen. Klager is de eigenaar van voornoemde goederen. klager wordt danig bezwaard door de (verdere) inbeslagname en is van oordeel dat er geen (enkel) strafvorderlijk belang gediend is met de inbeslagname. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt tot gegrondverklaring van zijn klaagschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de jas en het contante geldbedrag geretourneerd kunnen worden aan klager. De schoenen dienen nog onderzocht te worden door de politie en kunnen, thans, nog niet geretourneerd worden aan klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het beslag van de jas en het contante geldbedrag ter hoogte van € 70,00, gelegd op grond van artikel 94 Sv, reeds is geëindigd. Nu de officier van justitie heeft gesteld dat deze goederen inmiddels zijn geretourneerd aan klager zal de rechtbank klager dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag voor zover dit ziet op de jas en het contante geldbedrag.
Het klaagschrift ziet thans nog op het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de schoenen.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank concludeert uit de ter zitting door de officier van Justitie gegeven op dat het forensisch onderzoek aan de schoenen, dat met namen bestond uit het vervaardigen van een afdruk van het profiel van de zool, inmiddels is afgerond maar dat hij het beslag op de schoenen tot de inhoudelijke zitting wenst te handhaven om de schoenen voor een eventuele contra-expertise beschikbaar te houden.
De raadsman van klager heeft in raadkamer het standpunt ingenomen dat hij zich niet kan voorstellen dat namens verdachte om contra-expertise zal worden verzocht omdat eventueel onderzoek kan worden gedaan met het al afgenomen schoenprofiel. Daarom zie hij niet dat er nog een strafvorderlijk onderzoeksbelang is bij het langer voortduren van het beslag.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het paar schoenen is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren voor zover dit de schoenen betreft en de teruggave van de schoenen aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart;
klager
niet-ontvankelijkin zijn klaagschrift voor zover dit ziet op de jas en het contante geldbedrag;
het klaagschrift
gegrondvoor zover dit ziet op de schoenen;
Gelast de teruggave van;
-
één paar schoenen;
aan klager.
Deze beslissing is op 19 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).