ECLI:NL:RBZWB:2022:684
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat was ingediend door de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 25 mei 2021, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 6 juli 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 18 oktober 2021 digitaal ingediend, wat betekende dat het niet tijdig was ingediend.
De rechtbank overwoog dat de wettelijke bepalingen omtrent beroepstermijnen dwingend zijn en dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij er sprake is van verschoonbaarheid. De gemachtigde van de belanghebbende had aangevoerd dat de belanghebbende in mei 2021 ziek was en dat dit de reden was voor de vertraging in de indiening van het beroepschrift. Ondanks de moeilijke omstandigheden van de belanghebbende, oordeelde de rechtbank dat deze redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De rechtbank concludeerde dat de gemachtigde verzuimd had om tijdig een (pro-forma) beroepschrift in te dienen, wat voor rekening van de belanghebbende kwam.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, en deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.