Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende, die werkzaam is als stewardess bij KLM en in 2019 in Brazilië woonde, een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 22.327. Belanghebbende betwistte dat het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen niet in aanmerking was genomen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur dit terecht heeft gedaan, omdat belanghebbende niet kwalificeert als binnenlandse belastingplichtige en dus geen recht heeft op het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen. De rechtbank legt uit dat de wetgeving onderscheid maakt tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen en dat dit onderscheid gerechtvaardigd is. Belanghebbende stelde dat dit een discriminatoire behandeling was in strijd met internationale verdragen, maar de rechtbank concludeert dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat het onderscheid niet als discriminatie kan worden aangemerkt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag gehandhaafd blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.