ECLI:NL:RBZWB:2022:6545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
22-003005/22-003006
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een hond na bijtincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2022 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klagers, die de teruggave van hun hond, een Amerikaans-Japanse Akita, vroegen. De hond was in beslag genomen na een ernstig bijtincident op 4 februari 2022, waarbij een medewerkster van een dierenpension was gebeten. Klagers stelden dat er geen sprake was van een strafbaar feit en dat het beslag onrechtmatig was, aangezien zij niet betrokken waren bij het incident en er geen eerdere problemen met de hond waren. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het beslag moest blijven bestaan totdat een gedragstest was afgerond, omdat de hond als gevaarlijk werd beschouwd.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de hond, omdat niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou oordelen dat de hond verbeurd moest worden verklaard. De rechtbank nam daarbij de gedragsrapportage van de hond in overweging, waaruit bleek dat de hond gevaarlijk gedrag vertoonde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de hond in beslag blijft totdat er meer duidelijkheid is over zijn toekomst. Klagers hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing binnen veertien dagen na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-003005/22-003006
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klagers]
en
[klagers]
wonende te [woonplaats] ,
beide woonplaats kiezende ten kantore van mr. J. Biemond, Joseph Ledelstraat 116, 2518 KM Den-Haag
hierna te noemen: klagers.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, ingediend op 14 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 maart 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, klagers en mr. J. Biemond als gemachtigd raadsman van klagers.
Namens klagers is aangevoerd dat onder klagers een hond genaamd [naam hond] (ras; Akita, reu, 1,5 jaar) in beslag is genomen wegens een vermeend bijtincident op 4 februari 2022. Ten tijde van de inbeslagname was er geen sprake van enig strafbaar feit hetgeen maakt dat er sprake is van onrechtmatig beslag. Er was geen sprake van een heterdaad situatie en klagers worden, voor zover bekend, niet verdacht van enig strafbaar feit. Gelet op de aard en het gedrag van de hond, het ontbreken van (eerdere) incidenten, de geringe gevolgen van het incident en het feit dat klagers niet bij het incident betrokken waren achten klagers het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring c.q. onttrekking aan het verkeer van de hond zal bevelen. Klagers verzoeken de rechtbank hun klaagschrift gegrond te verklaren onder last tot teruggave van de hond aan klagers.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hond niet teruggegeven kan worden. Op 4 februari 2022 heeft zich een ernstig bijtincident plaatsgevonden omtrent [naam hond] , de hond van klagers. Om de veiligheid omtrent voornoemde hond te (kunnen) garanderen heeft het Openbaar Ministerie een gedragstest uitgezet. De risicoanalyse is (nog) niet afgerond. Redenen waarom het beslag gehandhaafd wordt tot het moment waarop duidelijk wordt of [naam hond] terug naar klagers kan en of hier (bepaalde) voorwaarden aan dienen te worden verbonden. In raadkamer heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen, gelet op de inmiddels in raadkamerdossier aanwezige gedragsrapportage, dat het klaagschrift ongegrond verklaard dient te worden omdat het gelet op de inhoud van de gedragsrapportage niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring dan wel de onttrekking aan het verkeer zal bevelen van de hond [naam hond] .
Namens klagers is het standpunt in raadkamer ingenomen dat de gedragsrapportage onvolledig en onnodig negatief is over het (vermeende) gedrag van [naam hond] . Klagers hebben inmiddels contact gehad met de fokker waar [naam hond] van afkomstig is en deze is bereid de hond onder zich te nemen en te heropvoeden. Klagers valt geen enkel strafrechtelijk verwijt te maken. Er is sprake van een zeer ongelukkig samenloop van omstandigheden dat tot het bijtincident heeft geleid.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klagers zijn ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Uit het verhandelde in raadkamer en de beschikbare raadkamerstukken maakt de rechtbank op dat klagers rechthebbende eigenaars zijn over een Amerikaans-Japanse Akita hond genaamd [naam hond] . [naam hond] is in beslag genomen. [naam hond] heeft, ogenschijnlijk uit het niets, een medewerkster van het dierenpension waar hij op proef was gebeten. Er is sprake van een zeer ernstig bijtincident waarbij het slachtoffer meermaals en met forse kracht is gebeten in de onderarm. Volgens de officier van justitie zullen klagers vervolgd ter zake het onvoldoende zorg dragen voor het onder zijn (hun) hoede staand gevaarlijk dier.
Uit het door de universiteit van Utrecht opgestelde gedragsrisicorapport valt op te maken dat [naam hond] ook tijdens zijn opname (zeer) gevaarlijk gedrag vertoont waarbij hij zonder reden uitvalt en voor langere perioden een dreigende houding aanneemt. Hoewel er geen eerdere incidenten bekend zijn en klagers ook niet hebben kunnen aantonen dat zij (wel) met de hond overweg kunnen en [naam hond] onder controle (kunnen) houden, zijn klagers, inmiddels, de mening toegedaan dat [naam hond] niet langer deel uit kan maken van hun gezinsleven na voornoemd incident. Dat er mogelijk kritiek kan worden geuit tegen het gedragsrapport en het verrichten onderzoek en dat klagers zich op het standpunt hebben gesteld dat [naam hond] terug naar Polen kan om hem te laten hetopvoeden is gelet op het hiervoor omschrevene, thans onvoldoende om te kunnen oordelen dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een strafrechter, later oordelend, een verbeurdverklaring uit zal spreken over de hond, [naam hond] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).