In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2022 een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klagers, die de teruggave van hun hond, een Amerikaans-Japanse Akita, vroegen. De hond was in beslag genomen na een ernstig bijtincident op 4 februari 2022, waarbij een medewerkster van een dierenpension was gebeten. Klagers stelden dat er geen sprake was van een strafbaar feit en dat het beslag onrechtmatig was, aangezien zij niet betrokken waren bij het incident en er geen eerdere problemen met de hond waren. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het beslag moest blijven bestaan totdat een gedragstest was afgerond, omdat de hond als gevaarlijk werd beschouwd.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de hond, omdat niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou oordelen dat de hond verbeurd moest worden verklaard. De rechtbank nam daarbij de gedragsrapportage van de hond in overweging, waaruit bleek dat de hond gevaarlijk gedrag vertoonde.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de hond in beslag blijft totdat er meer duidelijkheid is over zijn toekomst. Klagers hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing binnen veertien dagen na betekening.