ECLI:NL:RBZWB:2022:6534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21/1132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot aanmerkelijk belang

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 januari 2021. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.946 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 28.008 was vastgesteld. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 behandeld. Belanghebbende, die na het overlijden van haar echtgenoot in 2017 met uitsluiting van goederengemeenschap was gehuwd, stelde dat zij een aanmerkelijk belang had en dat zij door ondertekening van een vaststellingsovereenkomst de schuld aan de bank had voldaan. De inspecteur betwistte dit en stelde dat er in 2018 geen betaling op de restschuld had plaatsgevonden, waardoor er geen verlies uit aanmerkelijk belang kon worden geclaimd.

De rechtbank oordeelde dat er in 2018 geen daadwerkelijke betaling had plaatsgevonden en dat het vestigen van een recht van hypotheek niet gelijkgesteld kon worden aan het betalen van een bedrag aan de bank. De rechtbank verwierp het beroep van belanghebbende en concludeerde dat er geen verlies uit aanmerkelijk belang kon worden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, en belanghebbende kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1132
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 januari 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.946 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 28.008 (hierna: de aanslag).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [zoon 1] en de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende was onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van goederengemeenschap gehuwd. Haar huwelijk is op 30 augustus 2017 ontbonden door het overlijden van haar echtgenoot, [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot).
2.2.
De echtgenoot heeft in zijn testament de kinderen benoemd tot erfgenamen en, voor zover thans van belang, het volgende bepaald:

IV. LEGAAT (II)
Ik legateer aan mijn echtgenote, [belanghebbende] ,
het vruchtgebruik van mijn zuivere nalatenschap.
Onder zuivere nalatenschap dient te worden verstaan de nalatenschap, nadat daaruit zijn voldaan alle opeisbare schulden die tot mijn nalatenschap zullen blijken te behoren (de sub III gemelde legaten daaronder begrepen) alsmede de kosten van begrafenis of crematie, alsmede de taxatie- en boedelkosten.
2.3.
In 2003 hebben belanghebbende en haar echtgenoot ten behoeve van de bank een hypotheekrecht gevestigd op de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de echtelijke woning).
2.4.
De echtgenoot had een aanmerkelijk belang in [de vennootschap] (hierna: de vennootschap). Aan de vennootschap zijn leningen verstrekt door de bank. De echtgenoot heeft zich jegens de bank persoonlijk borg gesteld voor de schulden van de vennootschap tot een maximumbedrag van € 150.000 te vermeerderen met renten en kosten. De zonen, de heren [zoon 2] en [zoon 1] , hebben zich in gelijke mate borg gesteld. De borgtocht van de echtgenoot is gesecureerd met een recht van hypotheek op de echtelijke woning. De vennootschap is op [datum] 2014 failliet verklaard en het faillissement is op 3 juli 2018 opgeheven vanwege de toestand van de boedel.
2.5.
Ten gevolge van het faillissement is de bank overgegaan tot executoriale verkoop van het onroerend goed van de vennootschap. De opbrengst van die verkoop was onvoldoende om de totale schuld aan de bank te kunnen voldoen. Derhalve heeft de bank aanspraak gemaakt op de borgen, waaronder de borg die is gesteld door de echtgenoot. Over de borgstellingen en de voldoening van de restschuld heeft tussen de betrokken partijen overleg plaatsgevonden. Na het overlijden van de echtgenoot hebben de bank en de erfgenamen afspraken met elkaar gemaakt. Die afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst). In de vaststellingsovereenkomst, die is ondertekend in december 2018, is onder meer het volgende bepaald:
“K. Rabobank is onder strikte voorwaarden, genoemd in de vaststellingsovereenkomst, bereid om haar vorderingsrecht ten aanzien van de borgtochtovereenkomsten buiten invordering te stellen, zodat slechts een natuurlijke verbintenis resteert.
(…)
Partijen verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
1.
Enkel in het kader van onderhavige regeling is Rabobank bereid afstand te doen van haar vorderingen uit hoofde van de borgtochtovereenkomsten met dhr. [zoon 2] en dhr. [zoon 1] onder voorwaarden van de hierna te noemen door Partijen na te komen verplichtingen en te vestigen zekerheden.
2. De borgstelling van [de echtgenoot] is gesecureerd in het hypotheekrecht van Rabobank op het volgende onroerend goed:
de onroerende zaak met kadastrale aanduiding gemeente [plaats] sectie A [nummer] , grootte 13 aren en vijftig centiaren, onder de kadastrale omschrijving: het woonhuis met garage, zwembad, ondergrond, erf tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres] te [postcode] [plaats] , [gemeente] (hierna te noemen: "het OG")
Een uittreksel van het object uit de registers van het kadaster is als bijlage 1 bij deze overeenkomst gevoegd.
3. De nabestaanden van [de echtgenoot] en [belanghebbende] verbinden zich om gelijktijdig met deze overeenkomst aan Rabobank een onherroepelijke volmacht tot verkoop en levering van een registergoed (ex artikel 3:74) te verschaffen, middels een verkoopvolmacht die als bijlage 2 aan deze overeenkomst is gehecht. De verkoopvolmacht geeft Rabobank onder meer de bevoegdheid om een op het OG uitgebracht bod dat minstens overeenkomt met de in artikel 6 genoemd minimumbedrag te accepteren. Bovendien geeft de verkoopvolmacht Rabobank de bevoegdheid alle noodzakelijke, feitelijke en juridische handelingen te verrichten om tot verkoop van het OG over te gaan. De kosten die verband houden met (de uitvoering van) deze volmacht worden door Rabobank gedragen.
4. De volgende personen dienen de verkoopvolmacht, genoemd in artikel 3 van deze overeenkomst,
te ondertekenen:
- [belanghebbende]
- Dhr. [zoon 2]
- Dhr. [zoon 1]
- [belanghebbende]
hierna te noemen "de Nabestaanden".2
5. [belanghebbende] is woonachtig in het OG. Rabobank gaat niet eerder over tot verkoop /executie van het OG zolang [belanghebbende] hierin woonachtig is. Het staat Rabobank daarna vrij om over te gaan tot verkoop / executie van het OG, tenzij de borgtocht van [de echtgenoot] volledig wordt voldaan.
(…)
8. Partijen gaan akkoord met verhoging van het bestaande hypotheekrecht van Rabobank op het OG, als aanvullende zekerheid conform artikel 26 van de Algemene Bankvoorwaarden, met € 150.000,- middels een notariële akte. Rabobank staat in voor de kosten die met deze verhoging gepaard gaan. Partijen komen overeen dat deze notariële akte binnen 2 maanden na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst is gepasseerd.
9. De borgstelling van [de echtgenoot] is voldaan nadat de nabestaanden aan de in artikel 3 en 4 (voor wat betreft de verkoopvolmacht) genoemde verplichtingen hebben voldaan, en Rabobank het bedrag ter hoogte van de borgtocht van [de echtgenoot] ad € 150.000,— heeft ontvangen. Partijen streven om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren waarbij de door hypotheek gesecureerde vorderingen van Rabobank voldaan kunnen worden. De verkoopopbrengst dient op de eerste plaats te worden toegerekend aan hetgeen de bank uit hoofde van de borgtocht op [de echtgenoot] te vorderen heeft. Mocht na de verkoop / executie van het OG nog een restvordering resteren waarvoor het hypotheekrecht tot zekerheid strekte, zal zij deze restvordering niet incasseren, zodat slechts een natuurlijke verbintenis resteert.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of belanghebbende in 2018 een verlies uit aanmerkelijk belang in aanmerking kan nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Belanghebbende is van mening dat zij beschikt over een aanmerkelijk belang en dat door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst belanghebbende de schuld uit hoofde van de borgstelling, zijnde € 150.000 aan de bank heeft voldaan. Ter motivering van haar standpunt heeft belanghebbende verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. [1]
3.3.
De inspecteur is van mening dat belanghebbende niet beschikt over een aanmerkelijk belang en dat in 2018 geen betaling op de restschuld heeft plaatsgevonden, zodat geen verlies uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in aanmerking kan worden genomen.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat door belanghebbende in 2018 geen betaling heeft plaatsgevonden op de restschuld aan de bank. Hoewel de rechtbank het gevoel van belanghebbende, zoals verwoord ter zitting, begrijpt, is in juridische zin het vestigen van een (aanvullend) recht van hypotheek (op in dit geval de echtelijke woning), niet hetzelfde als het betalen van een bedrag aan de bank (ter aflossing van in dit geval een restschuld). De stelling van belanghebbende dat de bank in 2018 in stenen betaald heeft gekregen is dus niet juist. Dit oordeel wordt niet anders als hierbij mede in aanmerking wordt genomen dat aan de bank een onherroepelijke volmacht tot verkoop van de echtelijke woning is gegeven. Die verkoop (en aflossing van de schuld) heeft immers niet plaatsgevonden in 2018 en zal op grond van de vaststellingovereenkomst ook niet plaatsvinden zolang belanghebbende in de woning woont. Het beroep van belanghebbende op de uitspraak van gerechtshof Amsterdam kan haar evenmin baten, reeds omdat in die zaak sprake was van daadwerkelijke betalingen aan de bank (zie onderdeel 2.10 van die uitspraak). Reeds om die reden kan van een verlies uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende in het onderhavige jaar geen sprake zijn.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 3 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.