ECLI:NL:RBZWB:2022:6531

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21-019745
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een auto

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens auto, een BMW 1-serie, op 8 december 2021 door de Koninklijke Marechaussee in beslag was genomen. De klager stelde dat er geen kennisgeving van inbeslagname was opgemaakt en dat er geen wettelijke grondslag voor de inbeslagname bestond. De auto was eigendom van een derde, die door de klager als belanghebbende werd aangeduid. De officier van justitie voerde aan dat de klager recidivist was en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard was. De rechtbank stelde vast dat de klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt, aangezien de belanghebbende, wiens naam niet werd vermeld, de rechthebbende eigenaar van de auto was. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, zonder verder in te gaan op de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De beslissing werd genomen door rechter R.P. Broeders en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 21-019745
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.F. Nelisse, Plein Eendragt 11b, 3111 AR Schiedam
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 8 december 2021 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk, BMW en voorzien van het Belgische kenteken: [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 15 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 maart 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, klager en mr. R.F. Nelisse als gemachtigd raadsman en [naam] als belanghebbende.
Namens klager is aangevoerd dat er op 8 december 2021 door de Koninklijke Marechaussee een auto (BMW 1-serie, kenteken [kenteken] ) onder hem in beslag is genomen. Hier is geen kennisgeving van in beslagname voor opgemaakt. Er is, aldus, geen wettelijke grondslag voor de in beslagname. De in beslag genomen auto is het eigendom van [naam] . [naam] treft geen enkele blaam en wordt onredelijk zwaar getroffen. Redenen waarom klager verzoekt de auto terug te geven aan klager dan wel aan [naam] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er tegen klager proces-verbaal is opgemaakt wegens overtreding van artikel 107 Wegenverkeerswet 1994. Er is sprake van meerdere malen recidive. Klager is kentekenhouder van het voertuig en kan derhalve onbeperkt gebruik maken van de betreffende auto. Eerdere veroordelingen hebben er niet toe geleid dat klager niet gaat rijden met de auto. De officier van justitie is dan ook van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
De rechtbank is van oordeel dat klager niet redelijkerwijs als rechthebbende over de betreffende auto kan worden aangemerkt. Tijdens de raadkamerbehandeling is genoegzaam duidelijk geworden dat belanghebbende [naam] de rechthebbende eigenaar over de auto is aan te merken. Klager heeft dit niet weersproken en heeft bevestigd dat het eigenaarschap van de auto bij [naam] ligt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [naam] als rechthebbende over de auto kan worden aangemerkt. De rechtbank zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren. De vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).