ECLI:NL:RBZWB:2022:6459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21-017517
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende inbeslagname van een personenauto na betrokkenheid bij een strafbaar feit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen auto, een Volkswagen Tiguan, verzocht. De auto was in beslag genomen door het Openbaar Ministerie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, omdat deze betrokken was bij een schietpartij. Klaagster had de auto uitgeleend aan de broer van de hoofdverdachte en stelde dat zij niet op de hoogte was van het gebruik van de auto voor strafbare feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klaagster ontvankelijk is in haar klaagschrift en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van in beslag genomen voorwerpen indien het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming is toegestaan, het voortduren van het beslag nodig maakt. De officier van justitie had betoogd dat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

Echter, de rechtbank concludeerde dat klaagster niet wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat haar auto gebruikt zou worden voor strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag en verklaarde het klaagschrift gegrond. De rechtbank gelastte de teruggave van de auto aan klaagster, waarmee de rechtbank de belangen van klaagster zwaarder liet wegen dan de belangen van het strafrecht.

Deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie en klaagster worden aangevochten bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/295168-21
rk.nummer: 21-017517
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]geboren op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. I. Azarkan, Burg. Prinsensingel 89 E, 4701 HL Roosendaal
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 15 oktober 2021 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [klaagster] in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Volkswagen, type, Tiguan en voorzien van het kenteken; [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 15 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 maart 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, klaagster en mr. I. Azarkan als gemachtigd raadsman van klaagster.
Namens klaagster is aangevoerd dat er onder haar een auto (Volkswagen Tiguan, kenteken: [kenteken] ) in beslag is genomen. Klaagster heeft het Openbaar Ministerie verzocht de auto terug te geven. Aan dit verzoek wordt door het Openbaar Ministerie niet voldaan. Redenen waarom klaagster zich tot de rechtbank wend met het verzoek onderhavig klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klaagster.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto, nochtans, niet wordt teruggegeven. Het betreffende voertuig is betrokken geweest bij een schietpartij met dodelijke gevolgen. Klaagster had het voertuig uitgeleend aan de broer van de hoofdverdachte in het strafrechtelijk onderzoek. Ondanks dat het voertuig op naam staat van klaagster maakt [verdachte] veelvuldig gebruik van het voertuig. Hij heeft tevens zijn eigen sleutel. [verdachte] is al eerder gecontroleerd in de betreffende auto. De officier van justitie is van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Uit het raadkamerdossier en het verhandelde in raadkamer blijkt dat klaagster niet weerspreekt dat [verdachte] gedurende een bepaalde periode gebruik maakte van haar auto. Klaagster heeft geruime tijd in België in het ziekenhuis gelegen en gaf [verdachte] toestemming om met haar auto te rijden met gebruik van de reservesleutel. Het in raadkamer ingenomen standpunt van de officier van justitie dat klaagster als katvanger voor de auto heeft gediend, vindt geen enkele onderbouwing in het voor de raadkamer beschikbare dossier. Naar het oordeel van de rechtbank is klaagster dan ook enig rechthebbende op de auto.
De vraag is vervolgens of klaagster bekend was met het gebruik bij een strafbaar feit of de bestemming in verband daarmede, dan wel dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Klaagster had de auto in goed vertrouwen uitgeleend en niet is gebleken dat klaagster wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat haar auto gebruikt zou worden voor/bij enig strafbaar feit. Het is dan ook hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de auto zal bevelen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er dan ook geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave aan klaagster van de
personenauto Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken].
Deze beslissing is op 22 maart 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).