ECLI:NL:RBZWB:2022:6449

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21-017799
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende inbeslagname van een bromfiets

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die de teruggave van zijn bromfiets, een Piaggio Vespa Sprint, vroeg. De bromfiets was in beslag genomen van zijn tweelingbroer, die zonder geldig rijbewijs op de bromfiets reed. Klager stelde dat hij niet op de hoogte was van het gebruik van de bromfiets door zijn broer en dat hij regelmatig in het buitenland verblijft voor zijn werk. De officier van justitie betoogde dat klager had moeten weten dat zijn broer geen rijbewijs had en dat er een groot risico op recidive bestond. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering niet langer het voortduren van het beslag vorderde, omdat niet aannemelijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de bromfiets zou bevelen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de bromfiets aan klager. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij klager niet aanwezig was, maar wel behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de beoordeling niet ten gronde kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/299781-21
rk.nummer: 21-017799
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. D.T. Stoof, Spinveld 12, 4815 HS Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 22 september 2021 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [verdachte] in beslag is genomen: een bromfiets van het merk, Piaggio, type, Vespa Sprint en voorzien van het kenteken [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 17 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 maart 2021. Gehoord zijn de officier van justitie en mr. D.T. Stoof als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [verdachte] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager wordt aangevoerd dat zijn bromfiets (Piaggio Vespa Sprint, kenteken; [kenteken] ) onder zijn broer in beslag is genomen. De bromfiets zou inmiddels vervreemd zijn. De broer van klager is voor de derde maal staande gehouden en gecontroleerd wegens het rijden op de bromfiets zonder geldig rijbewijs. Klager was hier niet van op de hoogte en had hier, aldus, geen wetenschap van. Klager heeft na de inbeslagname van de bromfiets van zijn broer moeten vernemen dat hij reeds eerder tweemaal staande is gehouden. Klager is zelf regelmatig langdurig van huis in verband met zijn werk in het buitenland. De bromfiets en de sleutels zijn in het huis van klager en zijn broer aanwezig. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt tot gegrondverklaring van zijn klaagschrift en de teruggave van zijn bromfiets dan wel de waarde hiervan aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er tegen beslagene op 22 september 2021 proces-verbaal is opgemaakt wegens het rijden zonder rijbewijs op de bromfiets. Er is sprake van (zeer recente) recidive. Klager is eigenaar van de bromfiets, beslagene is zijn tweelingbroer, gelet op die omstandigheid mag verwacht worden dat klager wist, of behoorde te weten, dat beslagene geen geldig rijbewijs in zijn bezit had. Voorts had beslagene de beschikking over de bromfiets nu klager de sleutels en de bromfiets in het gezamenlijk huis bewaarde. Beslagene lijkt niet te leren van eerdere straffen, de kans op recidive is groot. Redenen waarom de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk acht dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de bromfiets zal bevelen. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Het gestelde eigenaarschap van klager staat niet ter discussie. De rechtbank is vervolgens van oordeel dat uit het voor de rechtbank beschikbare dossier niet blijkt dat klager voor de inbeslagname bekend was of moest zijn met de omstandigheid dat beslagene gebruik maakte van zijn bromfiets, terwijl beslagene niet in het bezit was van een (geldig) rijbewijs. Niet gebleken is dat klager hiervan eerder op de hoogte is gebracht door politie en/of justitie. Dat beslagene de (tweeling)broer van klager is maakt dat niet anders. Gelet daarop is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de bromfiets zal bevelen. Gelet hierop bestaat er geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag en zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de snorfiets aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave aan klager van de
bromfiets Piaggio Vespa Sprin met, kenteken [kenteken].
Deze beslissing is op 22 maart 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Luijten en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).