ECLI:NL:RBZWB:2022:6440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
BRE-21-3487
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake naheffingsaanslagen parkeerbelasting

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had gereageerd op een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 3 augustus 2021 was gedaan. De heffingsambtenaar had de reactie van de belanghebbende als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. Het beroep betrof naheffingsaanslagen parkeerbelasting met verschillende aanslagnummers. De rechtbank had eerder, op 26 november 2021, het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De belanghebbende heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar is niet verschenen op de zitting van 21 oktober 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende correct was uitgenodigd voor de zitting. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat de belanghebbende het griffierecht niet tijdig had voldaan. De rechtbank heeft geen redenen gevonden die het verzuim van het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar maken.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de belanghebbende om opnieuw een nota te sturen voor het griffierecht afgewezen, omdat dit verzuim niet in verzet kan worden hersteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3487 tot en met 21/3495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 op het verzet van

[belanghebbende] , te Breda, belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft gereageerd op de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda van 3 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft deze reactie aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen. Het beroep ziet op de naheffingsaanslagen parkeerbelasting met aanslagnummers [aanslagnummer 1] , [aanslagnummer 2] , [aanslagnummer 3] , [aanslagnummer 4] , [aanslagnummer 5] , [aanslagnummer 6] , [aanslagnummer 7] , [aanslagnummer 8] en [aanslagnummer 9] .
Bij uitspraak van 26 november 2021, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 21 oktober 2022 op zitting behandeld. Belanghebbende is niet verschenen. De rechtbank heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 17 augustus 2022 uitgenodigd voor de zitting. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres en is er op 18 augustus 2022 getekend voor de ontvangst. De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende voert in verzet aan dat ze het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank omdat ze nooit contact heeft gehad met Cannock Chase en meent dat ze nooit bezwaar dan wel beroep heeft ingesteld. Ook stelt belanghebbende dat ze geen post heeft ontvangen dan wel een strafbaar feit heeft gepleegd. Belanghebbende verzoekt de rechtbank om de uitspraak in te trekken dan wel te verlengen of om haar nogmaals in de gelegenheid te stellen om het griffierecht alsnog te kunnen betalen.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende voldoende is geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht en met de aangetekend verzonden herinneringsnota van 16 september 2021 voldoende in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht tijdig te voldoen. Daarbij is ook vermeld dat er bij een niet of niet tijdig betaling van het verschuldigde griffierecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet (tijdig) voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen redenen aangevoerd die het verzuim van het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar maken en het verzuim niet aan belanghebbende is toe te rekenen.
Met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om opnieuw een nota toe te sturen zodat alsnog het griffierecht betaald kan worden merkt de rechtbank het volgende op. Het niet voldoen aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, kan het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard worden. Dit verzuim kan in verzet niet worden hersteld [1] .
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 26 november 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.vergelijk, Hoge Raad 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2