Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, wonende te [plaatsnaam 1], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. De eisers hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek, waarin zij vroegen om handhaving tegen het in strijd met de beheersverordening handelen en bouwen op het perceel [adres] 23 en 23a/f te [plaatsnaam 1]. Het college had dit verzoek afgewezen met een besluit van 12 november 2020, en het bezwaar van eisers werd op 6 september 2021 in stand gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om de onderbouwing van het bestreden besluit aan te vullen. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vermeende overtredingen en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. De rechtbank geeft het college de kans om de gebreken in het besluit te herstellen binnen een termijn van twee maanden.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde is. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.