Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. van 't Laar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Eiser had een maatwerkvoorziening aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor woningaanpassing, maar het college had deze aanvraag afgewezen. Eiser, die samen met zijn echtgenote in een eengezinswoning woont, heeft lichamelijke beperkingen en verzocht om aanpassingen in de woning, waaronder een sanitaire voorziening op de eerste verdieping. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek en er volgens hen geen medische noodzaak was voor de aangevraagde aanpassingen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 augustus 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van eiser, met name in relatie tot zijn incontinentieproblematiek. De rechtbank oordeelde dat het college niet had onderzocht of het voor eiser mogelijk was om in de nacht naar de badkamer op de tweede verdieping te gaan. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, waarbij het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot het betalen van proceskosten en een schadevergoeding aan eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn.