Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
“Moderne middenwoning met onlangs vernieuwede keuken en gelegen in courante, kindvriendelijke woonstaat.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 261.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 22 september 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld en of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, gezien de vergelijkbare referentieobjecten en de kwaliteit van de woning. Belanghebbende had een lagere waarde van € 255.000 voorgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde correct heeft vastgesteld.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden met 8 maanden, wat recht geeft op een schadevergoeding van € 1.000. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende, evenals de vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.