ECLI:NL:RBZWB:2022:6327
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 328.000,00 per 1 januari 2019. Belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020. De rechtbank heeft op 22 september 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar een taxatieverslag en vergelijkingsobjecten. Belanghebbende heeft betoogd dat de waarde te hoog is en heeft verwezen naar gedateerde voorzieningen in de woning en verschillen met vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met deze verschillen en dat de waarde van de woning en de aanslag niet te hoog zijn vastgesteld.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met 8 maanden is overschreden, wat recht geeft op een schadevergoeding van € 1.000,00. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft de Minister van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding, proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.