In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij hij belanghebbende als belastingplichtige zonder fiscale partner had aangemerkt. Belanghebbende, gehuwd met [de echtgenoot], had echter geen verzoek tot echtscheiding ingediend en woonde feitelijk op het eigen adres. De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende voor het jaar 2018 als fiscaal partner van [de echtgenoot] moet worden aangemerkt, op basis van de relevante wetgeving en de argumenten van beide partijen.
De rechtbank concludeert dat, gezien de huwelijksstatus van belanghebbende en [de echtgenoot], er sprake is van fiscaal partnerschap. De inspecteur had de aanslagcorrectie correct toegepast, en de rechtbank oordeelt dat het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden verminderd tot € 29.835. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en bepaalt dat het griffierecht aan belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.