ECLI:NL:RBZWB:2022:6319
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 oktober 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woonboerderij, vastgesteld op € 837.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende, die de woning in juni 2019 had gekocht voor € 845.000, betwistte deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 695.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 16 september 2022 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de taxateur van de heffingsambtenaar.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank verwijst naar de Wet WOZ, waarin is bepaald dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op basis van de toestand van de woning op de waardepeildatum. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de eigen aankoopprijs van de woning, in combinatie met de gewijzigde bestemming, mag gebruiken voor de waardebepaling. De rechtbank wijst erop dat de planschade die in 2015 is ontstaan, geen rol speelt bij de waardebepaling voor het jaar 2020, gezien het tijdsverloop.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond, waardoor de beschikking en de aanslag in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.