Op 31 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte is beschuldigd van het vervoeren van een hoeveelheid softdrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De verdachte heeft op 8 november 2019 in Breda 514 gram hennep vervoerd en had een pistool met 12 kogelpatronen in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs gebruikt voor het vervoeren van de drugs. Voor het voorhanden hebben van het vuurwapen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie, en dat hij feitelijke macht over het wapen had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de recidive van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, evenals de Wet Wapens en Munitie.