ECLI:NL:RBZWB:2022:6276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
BRE-22-1902
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-1902, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, betreffende de vastgestelde waarde van een onroerend goed en de daaruit voortvloeiende aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende het griffierecht van € 365,- niet tijdig en volledig had betaald, wat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 9 mei 2022 had aangegeven niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht, maar niet tijdig heeft gereageerd op verzoeken om dit beroep te onderbouwen. Ondanks herhaalde aanmaningen, waaronder een aangetekende brief van 25 juli 2022, heeft de belanghebbende geen bewijs geleverd dat hij redelijkerwijs niet in verzuim was. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 maart 2022 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] te ( [postcode] ) [plaats] met aanslagnummer [aanslagnummer] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Bij brief van 9 mei 2022 heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft hierop niet (tijdig) gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 17 juni 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht volledig te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL zijn de brieven afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht gedeeltelijk is ontvangen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Bij aangetekende brief van 25 juli 2022 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van de brief aan te geven waarom het griffierecht niet binnen de gestelde termijn volledig is voldaan. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Belanghebbende heeft dus niets aangevoerd waardoor kan worden geoordeeld dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim is geweest.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd en volledig betaald. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Belanghebbende heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 28 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.