ECLI:NL:RBZWB:2022:6259
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van DNA-profiel van een veroordeelde in het kader van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, geboren in 2001, was eerder op 7 september 2021 door de politierechter veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. Het bezwaarschrift werd op 12 november 2021 ingediend en de behandeling vond plaats in besloten raadkamer op 11 maart 2022. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn advocaat, mr. R. el Bellaj, en de officier van justitie, mr. J. Castelein, waren aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het bevel tot afname van celmateriaal op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden rechtmatig was, omdat het misdrijf waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, voldeed aan de vereisten van de wet. De rechtbank overwoog dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde van belang kon zijn voor de opsporing en vervolging van eventuele toekomstige strafbare feiten.
De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij ten tijde van het misdrijf minderjarig was, niet voldoende geacht om te concluderen dat er sprake was van een uitzonderingssituatie. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarmee het bevel tot afname van het DNA-profiel werd gehandhaafd. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.