ECLI:NL:RBZWB:2022:6256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/400490 / JE RK 22-1421, C/02/401613 / JE RK 22-1642 en C/02/401614 / JE RK 22-1643
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot plaatsing in gesloten jeugdzorg en beoordeling van de situatie van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bergen op Zoom tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten jeugdzorginstelling. Het verzoek werd afgewezen omdat de kinderrechter voldoende aannemelijk achtte dat de jongere in de laatste twee maanden voor zijn achttiende levensjaar niet zou meewerken aan begeleiding. De kinderrechter heeft de jongere, die bijgestaan werd door zijn advocaat, de gelegenheid gegeven om te verschijnen, ondanks de vrees voor een gesloten plaatsing. De minderjarige heeft aangegeven dat hij een plan heeft om zijn leven weer op de rails te krijgen en dat hij al stappen heeft ondernomen om dit te realiseren. De moeder en vader van de minderjarige hebben ook hun zorgen geuit over een mogelijke gesloten plaatsing, waarbij zij benadrukken dat dit niet zal bijdragen aan de medewerking van de jongere aan begeleiding.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de jongere nu de verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn toekomst en dat een gesloten plaatsing niet de voorkeur verdient. De kinderrechter heeft de verzoeken van het College afgewezen, omdat deze niet meer handhaafden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter hoopte dat de jongere zijn plannen zou blijven voortzetten en dat hij de ondersteuning zou krijgen die hij nodig heeft. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 25 oktober 2022, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/400490 / JE RK 22-1421, C/02/401613 / JE RK 22-1642 en
C/02/401614 / JE RK 22-1643
Datum uitspraak: 14 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, een spoedmachtiging en een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM,

locatie Bergen op Zoom, hierna te noemen: Het College,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Wouters, te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van Het College van 1 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 16 augustus 2022;
- de verklaring ingekomen ter griffie op 16 augustus 2022 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 11 augustus 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- het bericht van het College van 20 september 2022;
- het verzoek van het College van 20 september 2022;
- de instemmende verklaring d.d. 22 september 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 september 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van het College van 12 oktober 2022;
- het e-mailbericht van mr. Wouters met bijlagen van 14 oktober 2022.
Op 28 september 2022 en 14 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling gevoegd en met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat (ook vooraf apart gehoord);
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger namens het College.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 30 juli 2021 is een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie van jeugdhulp verleend, met ingang van 30 juli 2021 en tot 30 januari 2022.
Op 25 november 2021 is besloten de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp per 25 november 2021 om te zetten in een onvoorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg.
Bij beschikking van 29 december 2021 heeft de kinderrechter een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 december 2021 en tot 29 maart 2022 verleend.
Bij beschikking van 4 maart 2022 is een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend tot 29 september 2022.
Op basis van deze laatste machtiging verbleef [minderjarige] bij [de jeugdbehandelgroep] te [plaatsnaam] .

Het verzoek

Het College heeft het verzoek tot verlenging van de voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven tot aan zijn meerderjarigheid, zijnde [geboortedatum] 2022, ingetrokken.
In plaats daarvan verzoekt het College om een spoedmachtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van 4 weken. Tevens is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van 6 maanden.

De standpunten

[minderjarige] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan de kinderrechter aangegeven dat hij een plan heeft om zijn leven terug op de rit te zetten. Zodra de laatste machtiging was verlopen, is hij gelijk met dat plan aan de slag gegaan. Het gaat beter met hem dan twee weken geleden. Dat komt mede omdat hij zich niet langer schuil hoeft te houden nu de laatst verleende machtiging is verlopen. Hij is weer gaan werken en hij heeft zich ingeschreven op het adres waar hij feitelijk verblijft. Hij hoopt dat hij de kans krijgt om met zijn plan aan de slag te gaan. Ook hoopt hij dat het contact met de moeder weer wordt zoals eerder. Met de vader wil hij ook contact, maar daar is eerst hulp bij nodig. Bij [de jeugdbehandelgroep] is er destijds hulp geweest voor het contact met de moeder en zoiets dergelijks ziet [minderjarige] ook voor zich met betrekking tot het contact met de vader. Hij wil op geen enkele manier meewerken aan een (gesloten) plaatsing in het kader van jeugdhulp.
De moeder vindt niet dat [minderjarige] nu opgesloten moet worden omdat duidelijk is dat hij dan niet zal meewerken aan begeleiding. Zij geeft aan veel moeite te hebben met de laatste ontwikkelingen. Zij benadrukt dat er al eerder samen met [minderjarige] plannen zijn gemaakt, maar dat deze achter bezien niet uitgevoerd zijn. Ten aanzien van de rol die de moeder met betrekking tot zijn financiën ziet, vraagt de moeder zich af of dit, gelet op haar toegeeflijkheid, niet beter bij een ander gelegd kan worden.
De vader geeft aan dat het nu geen nut heeft [minderjarige] op te sluiten . Waarom zou iedereen door al die stress heen moeten gaan, als het toch geen nut heeft?
[minderjarige] en zijn advocaat geven aan dat [minderjarige] , vanaf het moment dat hij wist dat er geen gesloten plaatsing meer boven zijn hoofd hing, aan de slag is gegaan. Hij heeft werk geregeld, heeft zich ingeschreven en is met de jeugdzorgwerker in gesprek gegaan over het plan. Hij heeft de eerste stappen van het plan al gelijk genomen. Dat is positief. Het is van belang om dit voort te zetten. Dat kan als er samengewerkt wordt. Het verleden moet een plaats gegeven worden en er moet gekeken worden naar de toekomst. Als [minderjarige] nu gesloten wordt geplaatst dan werkt dat juist tegenovergesteld.
Het College heeft aangegeven dat het huidige plan naar aanleiding van de vorige mondelinge behandeling is opgesteld. In opdracht van de kinderrechter is daarbij een plan van aanpak opgesteld dat inmiddels ook met [minderjarige] is besproken. Vanuit een samenwerkende houding is het voor [minderjarige] prettiger en veel beter werken. Er resteert nog anderhalve maand voordat [minderjarige] meerderjarig is en in die tijd kan het College hem ondersteuning bieden bij de dingen die nog gedaan moeten worden. Ook wordt gekeken naar de mogelijkheden in de periode daarna.
[minderjarige] heeft steunende mensen om zich heen nodig. Ook wanneer hij het moeilijk heeft. Het is aan [minderjarige] zelf om zijn plan, waarvan het College aangeeft dat het er goed uitziet, uit te voeren. Dat wordt pittig, zeker voor een 18-jarige. Het ondersteunen van [minderjarige] kan tot aan zijn 18de via Jeugdzorg, daarna zou maatschappelijk werk een mogelijkheid kunnen zijn.
Een gesloten plaatsing is wat het College betreft niet meer aan de orde.

De beoordeling

De kinderrechter geeft [minderjarige] mee dat de bal nu bij hem ligt. Dat is een grote verantwoordelijkheid die hij nu voor het eerst aangaat. Het is goed om daarbij te bedenken dat de kinderrechter bij de eerste mondelinge behandeling op 28 september 2022 tot de conclusie was gekomen dat [minderjarige] in het kader van een gesloten plaatsing niet zou meewerken aan begeleiding en training. Dat stond feitelijk ook vast voor het college en zijn ouders. [minderjarige] heeft bij die gelegenheid er voor gekozen om niet te verschijnen uit angst te worden opgepakt in het kader van de op dat moment geldende machtiging gesloten plaatsing. Zijn verzoek om op 28 september 2022 telefonisch aan de zitting te mogen deelnemen heeft de kinderrechter op dat moment afgewezen omdat [minderjarige] er immers zelf voor had gekozen om niet te verschijnen. In dat verband wordt verwezen naar het proces verbaal van die mondelinge behandeling. [minderjarige] heeft wel telefonisch tijdens een kindgesprek op 28 september 2022 met de kinderrechter mogen spreken en uitgelegd wat zijn bedoeling was. Hij heeft daarbij toegezegd op een nadere datum wel te willen verschijnen – nadat de toenmalige machtiging gesloten plaatsing was uitgewerkt - en heeft dat ook gedaan bij de mondelinge behandeling van 14 oktober 2022.
Bij de nadere mondelinge behandeling heeft de kinderrechter nogmaals zijn zorg uitgesproken dat [minderjarige] mogelijk nog steeds te licht denkt over de praktische problemen die hij zal ontmoeten en de begeleiding die hij de komende tijd nodig zal hebben om te kunnen slagen in de uitvoering van zijn plannen om te werken en naar school te gaan. De kinderrechter heeft ook in dat verband benadrukt dat een op voorhand door alle belanghebbenden zinloos geachte periode in een gesloten instelling niet de voorkeur verdient, maar dat [minderjarige] de gelegenheid moet krijgen om nu al te beginnen aan de door hem zo gewenste mogelijkheid om in zelfstandigheid aan zijn toekomst te werken.
De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] de uitvoering van zijn plan, zoals hij in de eerste stappen al heeft laten zien, blijft voortzetten. Het is heel positief te noemen dat hij inderdaad gelijk na de vorige mondelinge behandeling met dit plan aan de slag is gegaan.
De kinderrechter begrijpt uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het College de verzoeken niet meer handhaaft. Dat betekent dat deze niet meer beoordeeld hoeven te worden en om die reden worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.C.J. de Bont, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.