ECLI:NL:RBZWB:2022:6240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
21-017801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geld en telefoon

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die in verband met een strafzaak zijn telefoon en geld in beslag had genomen. Klager, die op 11 november 2021 was aangehouden voor overtreding van de Opiumwet en het bezit van munitie, had een klaagschrift ingediend om de teruggave van zijn in beslag genomen telefoon en geld te verzoeken. Tijdens de behandeling in raadkamer op 23 februari 2022 werd klager gehoord, evenals de officier van justitie, die zich tegen de teruggave van het geld verzette, omdat dit geld in verband zou staan met drugshandel. Klager stelde echter dat het geld afkomstig was van kluswerkzaamheden en gokken, en dat de telefoon essentieel was voor zijn communicatie en werk.

De rechtbank oordeelde dat het beslag op de telefoon niet meer van toepassing was, omdat deze al aan klager was teruggegeven. Voor het geld oordeelde de rechtbank dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag, en dat klager recht had op teruggave, aangezien er geen andere rechthebbende was aangetoond. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond voor het geld en gelastte de teruggave aan klager. De beslissing werd genomen door rechter J.P.M. Hopmans, in aanwezigheid van griffier S. Zuidhof, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 21-017801
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van (thans) mr. S.J. Nijssen, advocaat te Goes, op het adres 4461 HS Goes, Wulfaertstraat 3.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 november 2021 onder klager in beslag is genomen: een telefoon van het merk/type Samsung (hierna: de telefoon);
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 11 november 2021 onder klager in beslag is genomen: € 930,00 aan bankbiljetten (hierna: het geld);
  • het klaagschrift, ingediend op 17 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de e-mail van mr. Nijssen d.d. 23 februari 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 23 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en klager.
De raadsman van klager heeft te kennen gegeven niet in raadkamer te zullen verschijnen.
Het klaagschrift strekt - naar de rechtbank begrijpt - tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Klager is op 11 november 2021 aangehouden en verhoord als verdachte van overtreding van de Opiumwet en wegens het aanwezig hebben van munitie. Tijdens een doorzoeking van de woning van klager zijn de telefoon en het geld in beslag genomen. Klager is op 12 november 2021, nadat hij een dag eerder in verzekering was gesteld, in vrijheid gesteld, maar de telefoon en het geld zijn nog steeds in beslag genomen en niet aan klager teruggegeven. Klager heeft een spoedeisend belang bij teruggave van de telefoon en het geld. Alleen door middel van de telefoon kan hij contacten onderhouden, telebankieren en toegang hebben tot zijn e-mail. Het geld heeft hij nodig voor de aankoop van klusmateriaal om verder te kunnen werken aan een kluswoning. De telefoon en het geld zijn op geen enkele wijze verwant met de strafbare feiten waarvan klager wordt verdacht. De telefoon gebruikt klager voor het onderhouden van (privé)contacten, bankieren en e-mailen. Het geld is onder andere verdiend met gokken en klussen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het klaagschrift niet-ontvankelijk is ten aanzien van de telefoon omdat die reeds is teruggegeven. Het beslag op het geld dient te worden gehandhaafd en de officier van justitie verzet zich tegen teruggave daarvan omdat het geld is te relateren aan het dealen van drugs. Het geld is aangetroffen in een lade waarin ook drugsattributen lagen. Het geld bestond uit kleine coupures en zat niet in een portemonnee. Het geld komt voor verbeurdverklaring in aanmerking.
In raadkamer heeft klager aangevoerd dat hij de telefoon reeds terug heeft gekregen. Ten aanzien van het geld heeft klager aangevoerd dat hij weleens klussen uitvoert en dat hij daar niets voor vraagt. Hij krijgt geld voor de aanschaf van materiaal. Klager heeft geen portemonnee. In de kluis zat geen geld. Een bedrag van € 220,00 had klager een dag voor de inbeslagname gewonnen en dat bedrag heeft hij niet bij het klusgeld, maar apart midden in het boek gestoken. Klager heeft ter onderbouwing van zijn stellingen enkele bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat hij tegen betaling klussen verrichtte. Klager is gedagvaard voor de politierechter op 8 april 2022, maar niet voor het dealen van drugs.
De officier van justitie heeft in raadkamer de tenlastelegging geraadpleegd. Witwassen en drugshandel staan daar niet op. Mogelijk gaat de rechter aan klager een geldboete opleggen. De officier van justitie ging ervan uit dat klager zou hebben gedeald in drugs en daardoor geld zou hebben verdiend, maar in raadkamer heeft klager naar voren gebracht dat dat niet het geval is. Gezien de tenlastelegging dient klager het voordeel van de twijfel te krijgen. Het klaagschrift dient gegrond te worden verklaard en het geld dient aan klager te worden teruggegeven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In zoverre het beslag zich richt tegen de telefoon stelt de rechtbank vast dat het beslag reeds in geëindigd omdat de telefoon reeds aan klager is teruggegeven. De rechtbank zal klager in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Bij de beoordeling van het beslag op het geld stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
De rechtbank komt, mede gelet op het door de officier van justitie in raadkamer ingenomen standpunt, tot het volgende oordeel.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het geld is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het geld aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de telefoon;
- het klaagschrift gegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op het geld en gelast de teruggave daarvan aan klager.
Deze beslissing is op 9 maart 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).