ECLI:NL:RBZWB:2022:6171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4250
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres, die eerder als productiemedewerker werkte, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en zich ziek gemeld. Het UWV had haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij volgens hun beoordeling slechts 3,93% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie niet goed was onderkend, en dat zij meer beperkingen had dan het UWV aannam. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde het UWV wel in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- en moest het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 10 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 10 oktober 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als productiemedewerker voor 40 uur per week in een snoepfabriek. Haar dienstverband is in december 2018 geëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 20 februari 2019 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 17 februari 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst
(FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en één reservefunctie) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft wel na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep een van de geduide functies laten vervallen. Hierdoor wijzigt het arbeidsongeschiktheidspercentage iets, maar het is nog steeds minder dan 35%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. De medische onderbouwing van het bestreden besluit is volgens eiseres ontoereikend en onvoldoende gemotiveerd omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet heeft gezien en er na het medische rapport een second opinion is uitgebracht. Eiseres verwijst hierbij naar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 10 januari 2022. [1] Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Zij voert aan dat zij constant pijn en ernstige vermoeidheidsklachten heeft. Deze klachten worden onderkend, maar leiden ten onrechte niet tot (verdere) beperkingen, waaronder een urenbeperking. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van reumatoloog [naam reumatoloog 1] en een medisch belastbaarheidsonderzoek van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van Stichting SAP in opdracht van de gemeente [plaatsnaam] . Verder vindt eiseres de geduide functies vanwege haar pijnklachten ongeschikt.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 3,93% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 17 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 19 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaar bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10
.Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat dit haar standpunt niet wijzigt.
11. Eiseres voert aan dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit ontoereikend is en onvoldoende is gemotiveerd, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet heeft gezien. De rechtbank volgt eiseres hierin niet.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in antwoord op vragen van de rechtbank in haar rapport 8 juli 2022 toegelicht dat eiseres primair is beoordeeld op het spreekuur van de verzekeringsarts, die onder andere een lichamelijk onderzoek heeft verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van reumatoloog [naam reumatoloog 2] betrokken in de heroverweging. Uit deze informatie komt naar voren dat de reumatoloog eiseres ook lichamelijk heeft onderzocht. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende en begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom zij heeft afgezien van een fysieke hoorzitting of een spreekuurcontact.
13. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de vragen van de rechtbank reden gezien om een gewijzigde FML van 8 juli 2022 op te stellen, waarbij een beperking wordt opgenomen voor torderen. Zij benoemt dat zij in het rapport van 19 juli 2021 deze toelichting wel heeft gegeven, maar dat het zorgvuldiger was geweest om deze toelichting ook in de FML weer te geven.
14. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de beroepsprocedure een verdere beperking heeft aangenomen in de FML van 8 juli 2022 kleeft aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 juli 2022 kenbaar gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank hersteld. Niet is gebleken dat eiseres door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% blijft en eiseres in beroep op deze aanvullende motivering heeft kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat vanuit de curatieve sector onderzoek is gedaan en artrose is geconstateerd. Hierop is behandeling ingezet, maar de klachten persisteren. Er zijn ook knieklachten en energetische klachten. De focus van de vermoeidheidsklachten is nog onduidelijk. Eiseres is wel ADL [2] zelfstandig en verricht haar activiteiten rekening houdend met haar klachten. Eiseres heeft hyperthyreoïdie, maar dat is goed onder controle. Mogelijk komen de klachten voort uit een laag cortisol dan wel uit een recent opgelopen Covid-19 infectie. Eiseres is aangewezen op werk dat niet te zwaar belastend is voor haar rug. Er worden aanvullende beperkingen opgenomen vanwege het opgelopen meniscusletsel. Ook worden er aanvullende beperkingen op dynamische handelingen opgenomen om de energetische klachten te ondervangen. Gelet op deze beperkingen wordt eiseres energetisch niet te zwaar belast. In passende arbeid is noch op energetische noch op preventieve gronden reden voor het aannemen van een aanvullende urenbeperking. Verder is er geen sprake van een medisch voorgeschreven behandeling op basis waarvan eiseres een of meer volledige werkdagen niet beschikbaar is voor arbeid. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
16
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de reumatoloog van 8 juni 2021 betrokken in haar onderzoek. De reumatoloog heeft arthralgie tendinopathie weke delen pijn vastgesteld. Dit levert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen andere inzichten op met betrekking tot de belastbaarheid. Eiseres is al beperkt op zwaar fysiek werk, waarbij ook enige energetische beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts heeft goed naar eiseres gekeken en haar conclusie past bij de verzamelde gegevens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om af te wijken van de beoordeling door de verzekeringsarts.
17. Eiseres voert aan dat zij constant pijn ervaart. Zij heeft de reumatoloog [naam reumatoloog 1] daarom om een second opinion verzocht. Deze heeft fibromyalgie gediagnosticeerd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt de gestelde diagnose fibromyalgie niet dat de belastbaarheid van eiseres is gewijzigd. De klachten die worden beschreven door reumatoloog [naam reumatoloog 1] komen overeen met de klachten die zijn beschreven door de verzekeringsarts en reumatoloog [naam reumatoloog 2] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst naar haar rapport in bezwaar. Hierin is aangegeven dat de diagnose weke delen pijn niet ineens een andere belastbaarheid zal geven. Datzelfde geldt nu ook voor de diagnose fibromyalgie.
18. Daarnaast voert eiseres aan dat zij ernstige vermoeidheidsklachten heeft. Deze klachten worden volgens eiseres onderkend maar leiden ten onrechte niet tot een urenbeperking. Door de hyperthyreoïdie en de pijnklachten is sprake van een te groot energieverbruik. De urenbeperking is daarom noodzakelijk alsmede een aanvullende beperking op dynamisch handelen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bij het opstellen van de FML al rekening gehouden met de pijnklachten en de vermoeidheid. Uit de informatie van de reumatoloog [naam reumatoloog 2] volgt dat eiseres uitgebreid is onderzocht door de internist en dat deze geen oorzaak heeft gevonden voor de vermoeidheid. De hyperthyreoïdie was bekend bij de internist en eiseres gaf bij de verzekeringsarts aan dat de waardes goed waren. Wanneer dit niet het geval was geweest zou de internist een oorzaak hebben gehad voor de vermoeidheid. De hyperthyreoïdie is dus geen reden voor verminderd energetisch functioneren. De verminderde hoeveelheid cortisol kan niet worden geobjectiveerd in de aanwezige medische informatie. De doorgemaakte Covid-19 infectie is bekend. Maar uit de informatie volgt dat de vermoeidheid ook al aanwezig was voor deze infectie. Het aannemen van een urenbeperking op basis van een aandoening met een groot verlies aan energie of een groot verbruik van energie is niet aan de orde. Ook niet op preventieve gronden of vanwege verminderde beschikbaarheid door intensieve behandeling.
19. Verder voert eiseres aan dat zij meer beperkt is op het vlak van zitten tijdens het werk, dat gedurende de werkdag geregeld afgewisseld dient te worden van houding, werken met een toetsenbord, schroefbewegingen met de hand, reiken, koude, dragen van beschermende middelen, geknield of gehurkt actief zijn, boven schouderhoogte werken, buigen tijdens het werk en duwen. Zij onderbouwt haar standpunt met een medisch belastbaarheidsonderzoek van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in het rapport aan dat uit het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] geen andere diagnoses naar voren komen dan die al bekend zijn bij het UWV. Daarnaast spreekt de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] zich niet uit over de datum in geding, maar over de belastbaarheid ruim een jaar later. Daarbij wordt een FML bij de gemeente gebruikt om de re-integratiemogelijkheden te beoordelen en niet om een arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen. Er is een andere doelstelling, wat van invloed kan zijn op de manier van invullen. Dat er een andere doelstelling is blijkt ook uit het feit dat er uitgegaan wordt van het CBBS versie vier en niet van versie vijf die op de datum in geding van toepassing is. Uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiseres zich arbeidsongeschikt heeft gemeld met rug- en knieklachten. Klachten van de handen en armen worden niet genoemd tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts. Deze klachten kunnen voorkomen bij de later gestelde diagnose fibromyalgie, maar stonden toen klaarblijkelijk nog niet op de voorgrond. Ook uit het dagverhaal beschreven door de primaire verzekeringsarts is niet op te maken dat er duidelijke beperkingen zijn met betrekking tot hand- en armfunctie. Zo verricht eiseres zelf haar huishoudelijke taken. Uit het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] is niet op te maken welke afwijkingen er zijn, zodat dit niet als onderbouwing kan dienen voor het vaststellen van een verminderde belastbaarheid van de armen. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] geeft aan dat er specifieke eisen zijn bij afwisseling van houdingen en vermeldt daar zitten, staan en lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst naar het interpretatiekader op dit item in het CBBS. Er wordt door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] geen specifieke volgorde aangegeven, zodat dit item eigenlijk niet gescoord had moeten worden. Daarbij komt dat verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] staan in tegenstelling tot het UWV niet heeft beperkt. Dit had volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep eerder voor de hand gelegen om afwisseling van houding te bevorderen. Het beperken van staan tot vijftien minuten, zoals het UWV heeft gedaan, is een betere garantie tot afwisseling van houding. Het ingebrachte rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van SAP geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook geen aanleiding om haar standpunt te wijzigen.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen of een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding haar niet te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiseres ervaart op 17 februari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 8 juli 2022 gekeken of de functies (beroepen/werkzaamheden), zoals in bezwaar geduid, nog passend zijn nu de belastbaarheid van eiseres in beroep is gewijzigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de in bezwaar geduide functies passen binnen de in beroep vastgestelde krachten en bekwaamheden van eiseres. Het gaat om de functies:
- ( sbc-code 111160) Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen van textiel);
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
22. Eiseres voert aan dat zij zich tot geen enkele loonvormende arbeid in staat acht. Zij vindt verder dat de arbeidsdeskundige haar ongeschikt vindt voor de maatgevende arbeid van productiemedewerkster. Naar het zich laat aanzien betreffen de geduide functies ook productiewerk.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 27 augustus 2021 en 19 juli 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 juli 2022 toegelicht dat de belastbaarheid van eiseres in de functie Textielproductenmaker op het item 4.11 Torderen niet wordt overschreden. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat het werk van eiseres als productiemedewerker in een snoepfabriek een wezenlijk andere functie betreft dan de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep theoretische geduide functies. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen en vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 17 februari 2021 met de middelste van deze functies 96,07% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als productiemedewerker in een snoepfabriek, zodat eiseres voor de overige 3,93% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

25. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een WIA‑uitkering terecht afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
26. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat haar verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • bepaalt dat het UWV het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 10 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:84.
2.ADL: algemeen dagelijkse levensverrichtingen.