ECLI:NL:RBZWB:2022:616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor plaatsing van screens aan monumentaal pand

In deze zaak hebben eisers, woonachtig aan de [adres] te [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van screens aan hun monumentale pand. Het college had op 9 april 2020 het verzoek om de vergunning afgewezen, en dit besluit werd in een daaropvolgend bestreden besluit van 25 september 2020 in stand gehouden. Eisers stelden dat zij door de gemeente onjuist waren geïnformeerd over de mogelijkheden voor het plaatsen van screens, en dat er sprake was van een gebrekkige communicatie. De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2021 behandeld, waarbij eisers aanwezig waren, maar het college niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in een brief van 11 november 2019 had aangegeven dat het bouwplan voor de plaatsing van screens voldeed aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelde dat eisers gerechtvaardigd vertrouwen hadden kunnen ontlenen aan deze mededeling, en dat het college de redelijke eisen van welstand niet als weigeringsgrond kon aanvoeren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de grondslag voor dit verzoek was komen te vervallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9067 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [plaatsnaam] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2020 (primair besluit) heeft het college de door eisers aangevraagde omgevingsvergunning voor het plaatsen van screens aan de voor- en achtergevel van het monumentale pand aan de [adres] te [plaatsnaam] geweigerd.
In het besluit van 25 september 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 december 2021.
Hierbij waren eisers aanwezig. Namens het college is niemand verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Eisers zijn woonachtig aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op 23 april 2019 heeft het college besloten de woningen in de voormalige Marechausseekazerne aan de [adres] tot en met 8 te [plaatsnaam] aan te wijzen als gemeentelijk monument.
2. Op 18 september 2019 hebben eisers een intakeformulier voor een bouwplan ingediend. In dit formulier hebben eisers aangegeven dat zij screens willen plaatsen aan de voor- en achterzijde van de woning. Naar aanleiding van dit formulier zijn er diverse adviezen uitgebracht door de monumentencommissie Dorp Stad en Land (de monumentencommissie) en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK).
De monumentencommissie gaat in het eerste advies van 8 oktober 2019 niet akkoord met de plaatsing van rolluiken. Naar de mening van de monumentencommissie tasten rolluiken de architectuur te sterk aan. De rolluiken bij de huisnummers 6 en 8 zijn al voor de aanwijzing van het pand als monument aangebracht en kunnen niet als precedent gelden. Een verdere aantasting van de architectuur is volgens de monumentencommissie niet gewenst.
De CRK stelt in haar advies van 9 oktober 2019 dat het bouwplan wel voldoet aan de redelijke eisen van welstand, mits de uitvoering hetzelfde is als die van de buren.
In haar tweede advies van 31 oktober 2019 gaat de monumentencommissie in principe akkoord met de plaatsing van rolluiken, omdat de huisnummers 6 en 8 ook rolluiken hebben. Het ligt, naar de mening van de monumentencommissie, voor de hand dat eiser dezelfde rolluiken als de buren laten plaatsen.
3. Bij brief van 11 november 2019 heeft het college laten weten dat het bouwplan voor het plaatsen van screens aan de voor- en achterzijde van de woning aan het adres [adres] te [plaatsnaam] voldoet aan de redelijke eisen van welstand en het geldende bestemmingsplan. Eisers moeten nog wel een omgevingsvergunning aanvragen, voordat zij de screens mogen plaatsen.
4. Op 15 januari 2020 hebben eisers een omgevingsvergunning voor de plaatsing van screens aangevraagd. Bij brief van 5 februari 2020 is eisers gevraagd nadere stukken in te dienen. Eisers hebben de gevraagde stukken ingediend op 13 februari 2020.
5. De monumentencommissie heeft op 25 maart 2020 een negatief advies uitgebracht. De monumentencommissie gaat niet akkoord met de plaatsing van screens, nu deze afwijken van de rolluiken van de buren. De CRK volgt de monumentencommissie en gaat in haar advies van 25 maart 2020 ook niet akkoord met de plaatsing van screens.
6. Bij (primair) besluit van 9 april 2020 heeft het college de omgevingsvergunning voor de plaatsing van screens aan de [adres] te [plaatsnaam] geweigerd. De monumentencommissie en de CRK gaan niet akkoord met de voorgestelde screens, nu ze afwijken van de rolluiken van de buren. Dit betekent dat de aanvraag van eisers volgens het college niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het college meent dat de aanvraag daarom gelet op artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moet worden geweigerd.
7. Eisers hebben op 24 april 2020 een bezwaarschrift ingediend. Er heeft op 5 augustus 2020 een hoorzitting ten overstaan van de commissie bezwaarschriften plaatsgevonden. Daarnaast heeft de commissie bezwaarschriften een advies uitgebracht. De adviescommissie heeft geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren en het (primaire) besluit in stand te laten.
8. In het (bestreden) besluit van 25 september 2020 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben op 20 oktober 2020 een beroepschrift ingediend.
Het geschil
9. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden de omgevingsvergunning voor het plaatsen van screens aan de [adres] te [plaatsnaam] heeft geweigerd.
Standpunt van eisers
10. Eisers stellen zich op het standpunt dat er sprake is geweest van een gebrekkige communicatie tussen de gemeente en eisers. Eisers zijn van mening dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd en dat de aanvraag niet goed is behandeld, nu zij niet op de hoogte waren van het feit dat screens nooit geplaatst mochten worden, maar rolluiken wel.
Eisers stellen zich op het standpunt dat door de brief van het college van 11 november 2019 het vertrouwen is gewekt dat zij de screens, na aanvraag van een omgevingsvergunning, mochten plaatsen. In de brief staat dat het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Hoewel in de brief staat vermeld dat er diverse bijlagen zijn meegezonden, hebben eisers ter zitting verklaard dat zij bij de brief van 11 november 2019 enkel de brochure voor de aanvraag van een omgevingsvergunning en de nota voor de leges hebben ontvangen.
Het door het college ingenomen standpunt dat eisers wisten of behoorden te weten dat de positieve beoordeling van de monumentencommissie enkel was gebaseerd op rolluiken en derhalve niet op screens, is volgens eiser onjuist. Eisers stellen dat zij pas tijdens de hoorzitting op 5 augustus 2020 te horen hebben gekregen dat de monumentencommissie in het bouwplanvooroverleg alleen akkoord zou zijn gegaan met de plaatsing van rolluiken. Daarnaast stellen eisers dat in de correspondentie met de gemeente telkens is gesproken over screens, zo ook in de brief van 11 november 2019.
Beroep op het vertrouwensbeginsel
11. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1694) moeten er voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop eiser zich beroept. De vraag is of de uitlating door het college kan worden gekwalificeerd als een toezegging, waaruit eisers konden en mochten afleiden hoe het college in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
12. Bij brief van 11 november 2019 heeft het college, zoals hierboven omschreven, aan eisers laten weten dat het bouwplan voor het plaatsen van screens voldoet aan het geldende bestemmingsplan en dat de CRK en de monumentencommissie van mening zijn dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
13. In de brief van 11 november 2019 wordt dus alleen gesproken over screens.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de dossier niet dat het advies van de monumentencommissie van 31 oktober 2019 door het college is meegezonden met de brief van 11 november 2019. De kop van de brief vermeldt dat er ‘diverse’ bijlagen zijn, maar welke bijlagen is onduidelijk. In de brief zelf wordt niet benoemd dat het advies als bijlage is bijgevoegd. Uit de door het college overlegde stukken blijkt niet dat het advies van de monumentencommissie van 31 oktober 2019 op een ander moment naar eisers is verzonden. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk gemaakt dat het college op een andere manier aan eisers heeft laten weten dat de monumentencommissie bezwaren heeft tegen de screens, maar wel positief staat tegenover het plaatsen van dezelfde rolluiken als de buren.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een uitlating die kan worden gekwalificeerd als een toezegging. In de brief van 11 november 2019 staat immers expliciet en zonder enig voorbehoud dat het bouwplan voor de plaatsing van screens voldoet aan het geldende bestemmingsplan en aan redelijke eisen van welstand. Eisers konden uit deze uitlating afleiden dat het college deze twee weigeringsgronden voor een omgevingsvergunning niet aan hen zou tegenwerpen. Weliswaar staat in de brief van 11 november 2019 ook dat de reactie op het bouwplanvooroverleg nog geen omgevingsvergunning is en dat eisers nog niet mogen gaan bouwen, maar die melding doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de expliciete mededeling dat het plaatsen van screens voldoet aan redelijke eisen van welstand.
14. Bij de tweede stap moet de vraag of de toezegging aan het college kan worden toegerekend worden beantwoord. De vraag is dan of eisers mochten veronderstellen dat de ambtenaar die de toezegging deed de opvatting van het college vertolkte.
15. De brief van 11 november 2019 is namens ‘burgemeester en wethouders van Sluis’ getekend door de teamleider van de afdeling Handhaving, Vergunningen en Planologie. Naar het oordeel van de rechtbank mochten eisers hieruit opmaken, of in ieder geval het vertrouwen ontlenen, dat de teamleider als bevoegd ambtenaar de toezegging namens het college heeft gedaan. De toezegging kan dan ook aan het college worden toegerekend.
16. Nu zowel de eerste als tweede vraag bevestigend zijn beantwoord, volgt de derde stap. In het kader van de derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid van het college. De rechtbank zal, gelet op vaste jurisprudentie een belangenafweging maken. [1]
17. De rechtbank begrijpt de monumentencommissie en de CRK zo dat zij het liefst helemaal geen screens of rolluiken aan het monumentale pand aan de [adres] tot en met 8 te [plaatsnaam] zien, omdat deze afbreuk doen aan de karakteristieke uitstraling van de gevel, vooral in gesloten toestand. Nu de bewoners van nummer 6 en 8 al rolluiken hadden geplaatst voordat het pand als monument werd aangewezen, heeft de commissie besloten toch in te stemmen met het plaatsen van rolluiken bij eisers. Over de plaatsing van screens werd niet positief geadviseerd, nu deze afbreuk zouden doen aan de uniformiteit van de gevel van de voormalige kazerne.
18. De rechtbank begrijpt het belang van uniformiteit. Daar staat echter tegenover dat de screens van eisers in de kozijnen worden gemonteerd en niet op de gevel, zoals rolluiken. Daarnaast hebben de screens een kleinere en minder opvallende behuizing. Zeker in open toestand zullen zij juist minder afbreuk doen aan de karakteristieke uitstraling van de gevel dan de rolluiken van de buren die op de gevel zijn gemonteerd. Daar komt nog bij dat de karakteristieke uitstraling van de gevel van de kazerne ook zonder screens al wordt verstoord door de aanwezigheid van rolluiken bij de buren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in dit geval het belang van eisers dat zij er op moeten kunnen en mogen vertrouwen dat het college toezeggingen nakomt, zwaarder weegt dan het belang van uniformiteit in de gevel, zoals dat door de monumentencommissie is verwoord.
Het college kan altijd nog met de buren van eisers in gesprek gaan om te proberen hen te bewegen de rolluiken te vervangen door screens. Het eindresultaat zou dan, zoals de monumentencommissie ook opmerkt, meer in overeenstemming zijn met redelijke eisen van welstand en de karakteristieke uitstraling van de gevel, dan met rolluiken.
19. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiser een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan. Dit betekent dat in dit geval onder deze specifieke omstandigheden het niet redelijk is om de adviezen van de CRK en de monumentencommissie aan eisers tegen te werpen. Eisers hebben uit de brief van het college van 11 november 2019 het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat de plaatsing van de screens niet op grond van redelijke eisen van welstand zou worden geweigerd.
Verzoek om schadevergoeding
20. Eisers hebben de rechtbank verzocht om schadevergoeding toe te kennen. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat het college de redelijke eisen van welstand niet als weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning aan eisers kan tegenwerpen, is de feitelijke grondslag aan dit verzoek ontvallen. Het verzoek om schadevergoeding wijst de rechtbank dan ook af.
Conclusie
21. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank draagt het college op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaard, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 11 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 en ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:896.