ECLI:NL:RBZWB:2022:6114

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
BRE 20/7945 en 21/2325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot specifieke zorgkosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 20 oktober 2022, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2018. De inspecteur had voor 2017 een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.815 en voor 2018 een belastbaar inkomen van € 18.820. Daarnaast was er belastingrente in rekening gebracht voor beide jaren. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende deels gegrond verklaard, maar de belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de aanslagen.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2022 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat de uitgaven voor extra gezinshulp voor de jaren 2017 en 2018 alsnog in aanmerking zouden worden genomen als specifieke zorgkosten. Hierdoor werd de aanslag voor 2017 verlaagd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.710 en voor 2018 naar € 9.092. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen en belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig aangepast. Tevens is bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 97 aan de belanghebbende moet vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 20/7945 en 21/2325
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 23 juli 2020 en 22 mei 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.815 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.832. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking 2017) van € 147.
1.3.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.820 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.011. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking 2018) van € 82.
1.4.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 deels gegrond verklaard.
1.5.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften. In het verweerschrift met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2017 heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat het belastbaar inkomen uit werk en woning, overeenkomstig de motivering van de uitspraak op bezwaar, verminderd dient te worden naar € 19.097.
1.6.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verzonden aan de inspecteur.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door [naam] en namens de inspecteur, [inspecteur].

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de uitgaven voor extra gezinshulp voor het jaar 2017 voor een bedrag van € 3.800 (vóór toepassing van de drempel) en voor het jaar 2018 voor een bedrag van € 4.500 (vóór toepassing van de drempel) alsnog in aanmerking zullen worden genomen als specifieke zorgkosten. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.2.
Als gevolg van het compromis wordt de aanslag IB/PVV 2017 aanvullend verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.710 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.832. De aanslag IB/PVV 2018 wordt verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.092 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.011.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.710 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.832 en wijzigt de belastingrentebeschikking 2017 in overeenstemming daarmee;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.092 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.011 en wijzigt de belastingrentebeschikking 2018 in overeenstemming daarmee;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van in totaal € 97 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 20 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.