Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 20 oktober 2022, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2018. De inspecteur had voor 2017 een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.815 en voor 2018 een belastbaar inkomen van € 18.820. Daarnaast was er belastingrente in rekening gebracht voor beide jaren. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende deels gegrond verklaard, maar de belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de aanslagen.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2022 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat de uitgaven voor extra gezinshulp voor de jaren 2017 en 2018 alsnog in aanmerking zouden worden genomen als specifieke zorgkosten. Hierdoor werd de aanslag voor 2017 verlaagd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.710 en voor 2018 naar € 9.092. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen en belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig aangepast. Tevens is bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 97 aan de belanghebbende moet vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier.