ECLI:NL:RBZWB:2022:6018

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
013379-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C.M. Tönis, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van haar personenauto, die op 6 september 2021 was in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een derde. Klaagster stelde dat zij de eigenaar van de auto was en dat zij niet verdacht werd van strafbare feiten. De officier van justitie, mr. G. Smid, gaf aan dat het beslag opgeheven kon worden en de auto teruggegeven aan klaagster. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich niet meer verzette tegen de teruggave van de auto aan klaagster, aangezien er geen andere rechthebbende was aangetoond. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klaagster. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank benadrukte dat het onderzoek summier van aard is en niet ingaat op de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer: -
rk-nummer: 013379-21
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[Klaagster],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10, 4818 SJ Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 6 september 2021 onder in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] in beslag is genomen:
- een personenauto van het merk Peugeot, type 107 en voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 7 september 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de reactie van het Openbaar Ministerie d.d. 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van de enkelvoudige raadkamer d.d. 15 december 2021;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 12 januari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid en mr. S. van Minderhout als gemachtigd raadsvrouw van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de personenauto. Zij wordt niet verdacht van strafbare feiten en wordt bezwaard door de inbeslagneming van de personenauto en het voortduren daarvan. Uit de bijlage van het klaagschrift blijkt dat klaagster degene is die de verzekering van de auto betaald. Uit het door de officier van justitie aanvullend aan het dossier toegevoegd proces-verbaal blijkt niet dat klaagster op de dag van inbeslagname van de auto wist dat haar vader niet mocht rijden.
De officier van justitie heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat het beslag kan worden opgeheven en de auto kan worden teruggegeven aan klaagster. Uit het aanvullend aan het dossier toegevoegde proces-verbaal blijkt dat klaagster op 6 augustus 2021 kennis droeg van het feit dat het rijbewijs van haar vader was ingevorderd. De inbeslagname van de auto – naar aanleiding van een nieuw feit – dateert van 6 september 2021. Niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat klaagster ook op dat moment wist van de nog geldende ongeldigheid van het rijbewijs van haar vader.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Nu de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klaagster redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de auto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond.
Deze beslissing is op 26 januari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).