ECLI:NL:RBZWB:2022:6017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
016857-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, de vader van een verdachte. Klager verzocht om opheffing van het beslag op zijn auto, die in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen zijn zoon. De auto was op 27 september 2021 in beslag genomen, en klager stelde dat hij eigenaar was van de auto en hinder ondervond van het beslag omdat hij deze niet kon gebruiken. Het Openbaar Ministerie handhaafde het beslag vanwege het risico op recidive van de zoon van klager, die zonder toestemming in de auto had gereden.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 12 januari 2022, waren de officier van justitie, klager en zijn advocaat aanwezig. De officier van justitie stelde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat klager op de hoogte was van het feit dat zijn zoon geen geldig rijbewijs had en desondanks de auto voor zijn zoon had laten staan. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat deze vatbaar was voor verbeurdverklaring. Klager had nagelaten de auto en de sleutel weg te halen bij zijn zoon, waardoor hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zijn zoon de auto zonder toestemming zou gebruiken.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, en deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie en klager worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 96-232593-21 [zoon van klager]
rk-nummer: 016857-21
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen, op het adres Oostelijk Bolwerk 7, 4531 GP Terneuzen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 27 september 2021 onder in het strafvorderlijk onderzoek tegen [zoon van klager] in beslag is genomen:
- een personenauto van het Peugeot, type Bipper en voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto).
  • het klaagschrift, ingediend op 2 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 12 januari 2021. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, klager en mr. S. van Steenberge als gemachtigd raadsvrouw van klager.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [zoon van klager] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de auto. Klager ondervindt hinder van het beslag omdat hij zo zijn auto niet kan gebruiken. Het beslag wordt door het Openbaar Ministerie gehandhaafd in verband met het risico op recidive. Dat risico ziet op de zoon van klager, zijnde [zoon van klager] , niet op klager zelf. De zoon van klager heeft zonder zijn toestemming in de auto gereden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Klager is de vader van verdachte en heeft verklaard dat hij wetenschap had van het feit dat zijn zoon niet beschikt over een geldig rijbewijs. Desondanks heeft hij de auto voor de deur van zijn zoon laten staan. De auto is derhalve vatbaar voor verbeurdverklaring.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto nu deze vatbaar is voor verbeurdverklaring. Klager heeft – op het moment dat hij wist dat zijn zoon niet meer mocht autorijden – nagelaten de auto én de sleutel van de auto weg te halen bij zijn zoon. Klager heeft daardoor de auto tot beschikking van zijn zoon gelaten en derhalve redelijkerwijs moeten kunnen vermoeden dat zijn zoon ook zonder zijn toestemming nog gebruik zou maken van de auto.
De rechtbank zal het klaagschrift daarom ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 26 januari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).