ECLI:NL:RBZWB:2022:6007

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
012532-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van kitespullen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in beslag genomen kitespullen terugvorderde. De inbeslagname vond plaats op 2 oktober 2021, en het klaagschrift werd op 23 augustus 2021 ingediend. Tijdens de behandeling in raadkamer op 12 januari 2022 was klager niet aanwezig, noch zijn raadsman, mr. W.B.M. Bos. De officier van justitie, mr. I.M. Koopmans, stelde dat het klaagschrift ongegrond verklaard moest worden, gezien de recidive van klager in een Natura 2000-gebied. Klager had aangevoerd dat de kitespullen belangrijk voor hem waren in verband met zijn strijd tegen alcohol- en drugsgebruik, maar de rechtbank kon niet vaststellen hoe het op dat moment met klager ging, omdat hij niet was verschenen.

De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, omdat het recidiverisico van klager aanzienlijk was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat teruggave van in beslag genomen voorwerpen kan worden geweigerd als het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming is toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt. Gezien de omstandigheden en het recidiverisico, verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 82-294133-20
rk-nummer: 012532-21
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 2 oktober 2021 onder klager in beslag is genomen:
  • een kiteboard;
  • een kitevlieger in rugzak;
  • een kitebar, besturing voor kitevlieger;
  • het klaagschrift, ingediend op 23 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 12 januari 2022. Gehoord is de officier van justitie
mr. I.M. Koopmans.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De raadsman van klager, mr. W.B.M. Bos, is met bericht van kennisgeving niet aanwezig.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Klager heeft daartoe aangevoerd dat de kitespullen veel voor hem betekenen. Het kitesurfen heeft min of meer gezorgd voor het stoppen van alcohol- en drugsgebruik. Inmiddels is hij hierin teruggevallen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Klager is in een periode van vijf maanden drie keer aangetroffen in een Natura 2000-gebied, derhalve is sprake van stevige recidive. Klager is niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen en zodoende is niet duidelijk hoe het op dit moment met klager gaat.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het recidiverisico het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de kitespullen aan klager. Klager is in een korte periode meermalen aangetroffen in een gebied waar het verboden is te kiten. Door klager is in zijn klaagschrift aangevoerd dat de kitespullen veel voor hem betekenen maar desondanks is hij niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen hoe het op dit moment met klager gaat en of het recidiverisico kan worden ingeperkt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 26 januari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).