Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek zijn mobiele telefoons in beslag had genomen. De inbeslagname vond plaats op 4 mei 2021, waarbij twee iPhones, een iPhone 11 en een iPhone 10, onder klager in beslag zijn genomen. Klager verzocht om opheffing van het beslag, stellende dat de telefoons niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en dat hij ze nodig heeft voor zijn dagelijkse zaken en opleiding. De officier van justitie daarentegen stelde dat de telefoons gebruikt zijn bij strafbare feiten en dat het beslag gehandhaafd moest blijven.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 19 januari 2022, waar klager niet aanwezig was, heeft de raadsvrouw van klager het klaagschrift gehandhaafd voor de iPhone 11, terwijl het klaagschrift voor de iPhone 10 als ingetrokken werd beschouwd. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de iPhone 11 zal bevelen, gezien de bevindingen dat de telefoon was gebruikt voor strafbare feiten, waaronder identiteitsfraude.
De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee het beslag op de inbeslaggenomen telefoons gehandhaafd blijft. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffiers M. van Grinsven en M.A.E. de Kroon, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.