ECLI:NL:RBZWB:2022:6001

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21-019225
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van levende dieren

Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, die in de P.I. Dordrecht verblijft. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van verschillende levende dieren, waaronder hagedissen, gifkikkers, schildpadden en Malawi vissen, die door de politie in beslag waren genomen. Klager verzocht om teruggave van de dieren, omdat hij geen afstand had gedaan van deze dieren en de huidige beslagprocedure niet geschikt is voor levende dieren. De raadsvrouw van klager voerde aan dat de dieren verwaarloosd werden, maar dit werd niet bevestigd door de dierenpolitie of deskundigen. De officier van justitie stelde dat er een bijzondere zorgplicht is voor levende wezens en dat de dieren in slechte omstandigheden verkeerden, maar dat dit geen grond voor inbeslagname was volgens artikel 94 Sv.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de dieren. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen die aantoonden dat de dieren in verwaarloosde toestand waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de dieren zou bevelen. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen door rechter J.P.M. Hopmans en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02/306059-21
rk.nummer: 21-019225
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. Dordrecht ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.T.K Davidse, Damplein 3, 4331 GC Middelburg,
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname waaruit blijkt dat op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) op 13 november 2021 onder klager in beslag zijn genomen: twee baardagamen, twee gifkikkers, twee schildpadden, drie maanvissen, 57 cichliden van diverse ondersoorten, een labeo en twee danio’s (hierna: de dieren);
  • het klaagschrift, ingediend op 9 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 26 januari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en mr. S. van de Voorde als gemachtigd (waarnemend) raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot teruggave van dieren aan de klager. In het klaagschrift is namens klager aangevoerd dat hij aan de raadsvrouw te kennen heeft gegeven dat hij een brief van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen waarin staat dat door de politie twee hagedissen, twee gifkikkers, twee schildpadden en 63 Malawi vissen van klager in beslag zijn genomen. Klager heeft geen afstand gedaan van deze dieren. De raadsvrouw heeft geen stukken met betrekking tot het beslag. Het is de raadsvrouw niet bekend of reeds een beslissing tot vervreemding is genomen. Het klaagschrift wordt ingediend om termijnen veilig te stellen en vervreemding te voorkomen. De huidige strafrechtelijke beslagprocedure is niet ingericht voor beslag van levende dieren. Zij vertegenwoordigen een zekere emotionele waarde, wat bij wet is erkend. Strafrechtelijk beslag op dieren dient daarom ook anders te worden bezien en beoordeeld dan strafrechtelijk beslag op niet-levende voorwerpen. Klager verzoekt de gegrondverklaring van zijn klaagschrift onder teruggave van de dieren aan klager.
Bij e-mail van 14 december 2021 heeft het Openbaar Ministerie aan mr. Davidse kenbaar gemaakt dat de dieren vooralsnog niet worden teruggegeven.
In raadkamer is namens klager aangevoerd dat de politie naar de woning van klager is gegaan nadat hij in bewaring is gesteld en dat het erop leek dat de dieren werden verwaarloosd. Dat is echter niet geconstateerd door de dierenpolitie of een gecertificeerde deskundige. Ten aanzien van de dieren wordt jegens klager geen strafrechtelijk verwijt gemaakt. Daarover staat niets in de (concept)tenlastelegging. De dieren zijn in beslag genomen om hen de nodige verzorging te kunnen geven, hetgeen geen grond is voor strafrechtelijke inbeslagname volgens artikel 94 Sv. Het beslag dient te worden opgeheven.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat er beslag is gelegd op levende wezens en dat daardoor sprake is van een bijzondere zorgplicht. Er zijn twee specialisten van [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam] ter plaatse geweest. Geconstateerd is dat vissen in bedorven water verbleven, dat vissen verkeerde voeding kregen en dat er dode vissen aanwezig waren. Het zijn geen feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Te zijner tijd zal het Openbaar Ministerie gedurende de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen klager de verbeurdverklaring van de dieren gaan vragen. Klager is niet in staat om de dieren verzorging te laten geven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is, gelet op de getuigenverklaringen van [getuige] , werkzaam bij [bedrijfsnaam] , en [getuige 2] , werkzaam bij [bedrijfsnaam 2] , van oordeel dat de dieren in een toestand van verwaarlozing zijn aangetroffen. In raadkamer heeft de officier van justitie toegelicht dat deze feiten uiteraard niet kunnen worden meegenomen in het kader van de voorlopige hechtenis van klager, maar dat de zaaksofficier van justitie deze te zijner tijd wel als apart feit in de tenlastelegging zal opnemen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de dieren zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 9 februari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).