ECLI:NL:RBZWB:2022:6000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21-012723
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een hond na bijtincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een klaagster wiens hond, een Bull-Terriër, op 11 augustus 2021 in beslag was genomen na een vermeend bijtincident. Klaagster stelde dat het beslag onrechtmatig was, aangezien zij niet verdacht werd van enig strafbaar feit en er geen eerdere incidenten waren geweest. De officier van justitie daarentegen, stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat de hond als gevaarlijk werd beschouwd en er nog geen uitslag was van het gedragsonderzoek.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder het klaagschrift, het verweerschrift van de officier van justitie en de proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandelingen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 19 januari 2022 heeft de officier van justitie aangegeven dat klaagster gedagvaard zou worden en dat de zaak bij de kantonrechter zou worden aangebracht. De raadsman van klaagster heeft betoogd dat er maatregelen waren getroffen om toekomstige incidenten te voorkomen en verzocht om handhaving van de bewaardersovereenkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de hond, omdat deze nog niet aan de voorwaarden voldeed die door deskundigen waren gesteld. De rechtbank concludeerde dat het thans niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de onttrekking aan het verkeer van de hond zal gelasten. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/325308-21
rk.nummer: 21-012723
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1988 [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van [adres]
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 augustus 2021 onder klaagster een hond in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 25 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandeling van 19 oktober 2021;
  • het proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandeling van 22 november 2021; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 januari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein, klaagster en mr. J. Biemond als raadsman van klaagster.
Namens klaagster is aangevoerd dat op 11 augustus 2021 onder klaagster een Bull-Terriër in beslag is genomen. Er is sprake van onrechtmatig beslag. Klaagster wordt niet verdacht van enig strafbaar feit. De reden voor de inbeslagname zou zijn gelegen in een (vermeend) bijtincident op 11 augustus 2021. Er zijn geen eerdere incidenten geweest en gelet op de geringe gevolgen is het thans hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, tot verbeurdverklaring van de hond zal komen. Klaagster verzoekt de rechtbank het klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de hond aan klager.
De officier van justitie heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Hoewel er nog geen uitslag is van het gedragsonderzoek, blijkt uit het incident dat de hond gevaarlijk is.
In de raadkamer van 22 november 2021 is gebleken dat klaagster als bewaarder van de hond is aangesteld. De zaak is aangehouden tot er meer duidelijkheid zou zijn over het beslag en eventuele strafzaak.
De officier van justitie heeft op 19 januari 2022 in raadkamer meegedeeld dat klaagter wordt gedagvaard en dat de zaak bij de kantonrechter wordt aangebracht. Er is nog geen zittingsdatum bekend. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Wel heeft de officier van justitie toegezegd dat (enkel) een ongegrondverklaring van het klaagschrift niet tot ontbinding van de bewaarders-overeenkomst zal leiden.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat klaagster maatregelen heeft getroffen om incidenten in de toekomst te voorkomen. Indien de rechtbank voornemens is het klaagschrift ongegrond te verklaren, verzoekt de raadsman het Openbaar Ministerie de bewaardersovereenkomst te handhaven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank maakt uit de raadkamerstukken op dat de hond na een bijtincident en het vertonen van agressief gedrag in beslag is genomen ten behoeve van een gedragsonderzoek. Deskundigen hebben geadviseerd de hond slechts terug te geven onder bepaalde voorwaarden, waaronder het volgen van trainingen en cursussen. De hond volgt op dit moment een commitmenttraining die zal worden opgevolgd door een basiscursus voor de duur van 8 weken. Omdat de trainingen en cursussen nog niet zijn afgerond, kan sowieso niet worden vastgesteld dat is voldaan aan de door de deskundigen gestelde voorwaarden om de hond op een veilige manier terug te geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het thans niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer zal gelasten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 2 februari 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven en mr. M.A.E. de Kroon, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2022.
De griffiers zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertkeneen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).