ECLI:NL:RBZWB:2022:5969
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een rectificatieverzoek op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn rectificatieverzoek op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) beoordeeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die door de minister van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij eiser wordt bijgestaan door een vertegenwoordiger en de minister wordt vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank heeft de zaak op 2 september 2022 behandeld.
Eiser had in zijn verzoek om rectificatie aangegeven dat er onjuistheden waren in documenten die betrekking hadden op zijn persoon, specifiek in een VI-advies. De minister heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de aangehaalde zinsneden niet voor rectificatie vatbaar zijn, omdat het om indrukken van de opsteller van het advies gaat en niet om feitelijke gegevens. Eiser betwist deze afwijzing en stelt dat de minister een te beperkte uitleg geeft van het rectificatierecht.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de door eiser aangehaalde passages uit het VI-advies niet voor rectificatie in aanmerking komen. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat de passages geen feitelijke onjuistheden bevatten, maar eerder meningen en indrukken zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat de minister het rectificatieverzoek terecht heeft afgewezen. De rechtbank wijst ook op een motiveringsgebrek in het besluit van de minister, maar oordeelt dat eiser hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht.