In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.092 had vastgesteld. Na bezwaar van de belanghebbende werd de aanslag ambtshalve verminderd tot € 19.260, met een bijbehorende belastingrente van € 243, die later werd verlaagd tot € 96. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend, ondanks dat het beroepschrift na de termijn door de rechtbank werd ontvangen. De rechtbank concludeert dat de belastingrentebeschikking terecht is vastgesteld en dat de inspecteur niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af, waardoor de belastingrentebeschikking wordt gehandhaafd en er geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten plaatsvindt.