Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende gevestigd in Duitsland en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het tijdvak van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008. De inspecteur had eerder op 4 april 2017 het bezwaar van de belanghebbende tegen de afwijzing van dit verzoek afgewezen. Tijdens een regiezitting op 7 juni 2021 is besproken dat de rechtbank geen aanleiding zag om de zaak aan te houden in afwachting van de Deka-zaak in hoger beroep.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de belanghebbende, hoewel zij zich op het Unierecht beroept, niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht het verzoek om teruggaaf heeft afgewezen, omdat de belanghebbende niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals voorgeschreven door de Hoge Raad. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen of om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.