ECLI:NL:RBZWB:2022:5884
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV over niet-uitbetaling WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de niet-uitbetaling van een WW-uitkering. Eiseres had zich per 1 mei 2019 ziek gemeld en ontving een Ziektewet-uitkering. Het UWV heeft in een besluit van 23 maart 2021 de WW-uitkering van eiseres voortgezet vanaf 1 juni 2020, maar niet uitbetaald over de periode van 1 juni 2020 tot en met 13 september 2020, omdat deze periode meer dan 26 weken voor de aanvraagdatum lag. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde haar bezwaren ongegrond in een besluit van 28 september 2021.
Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van een WW-aanvraag en dat het UWV haar belangen niet goed had afgewogen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres haar aanvraag niet tijdig had ingediend en dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat het UWV zou verplichten om af te wijken van de wettelijke termijn. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat onwetendheid over de termijn niet voldoende is om als bijzonder geval te worden aangemerkt.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten om de WW-uitkering van eiseres over de betrokken periode niet uit te betalen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.